In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Welkom
economen!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Even kort herhalen.
Nakijken 4.2
Leerdoelen 4.3
Instructie 4.3
Aan de slag met 4.3
Evalueren van de leerdoelen
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Hoofdstuk 4: Werk aan de winkel
4.1 Sta je sterk in je werk?
4.2 Waar kun je werken?
4.3 Kun je aan het werk?
4.4 Werk voor iedereen?
Slide 3 - Tekstslide
Welke 4 ondernemingsvormen zijn er?
Eenmanszaak
VOF
NV
BV
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak en een vof?
Bij een eenmanszaak is er slechts één eigenaar, bij een VOF zijn er twee of meer eigenaren.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het belangrijkste verschil tussen een BV en een NV?
Bij een BV zijn de aandelen niet vrij verhandelbaar, bij een NV kan iedereen op de effectenbeurs de aandelen van het bedrijf kopen.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak/VOF en een BV/NV?
Bij een eenmanszaak en VOF zijn de eigenaren met privévermogen aansprakelijk. Bij een BV en een NV de eigenaren (aandeelhouders) niet met hun privévermogen aansprakelijk.
Slide 7 - Tekstslide
Vragen over par. 4.2?
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen paragraaf 4.3
Na deze les weet je...
wanneer er werkgelegenheid is.
in welke sectoren je kunt werken.
hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit.
wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.
Slide 9 - Tekstslide
Hoe zat het ook alweer?
Wat is het verschil tussen een abstracte markt en een concrete markt?
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de arbeidsmarkt dan?
Concreet of abstract?
Slide 11 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
Vraag naar arbeid komt van de werknemers/ werkgevers.
Aanbod van arbeid komt van de werknemers/ werkgevers.
Slide 12 - Tekstslide
Wanneer spreken we van een krappe arbeidsmarkt?
We spreken van een krappe arbeidsmarkt als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Welke van de vier productiesectoren zie je hiernaast?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 15 - Quizvraag
Welke van de vier productiesectoren zie je hiernaast?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 16 - Quizvraag
Sleep de juiste beroepen naar de juiste sectoren.
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Kapper
Brandweerman
Stratenmaker
Aardbeien kweker
Bakker
Verpleger
Winkelpersoneel
Melkveehouder
Slide 17 - Sleepvraag
Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers
Slide 18 - Quizvraag
Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?
A
werkgevers
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt
Slide 19 - Quizvraag
Bij een krappe arbeidsmarkt zullen de lonen waarschijnlijk ........
A
stijgen
B
dalen
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod van arbeid, spreken economen van een ...
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt
Slide 21 - Quizvraag
Als je 14 jaar bent en een krantenwijk hebt hoor je dan bij de beroepsbevolking?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid groter/kleiner dan het aanbod er van
A
groter
B
kleiner
Slide 23 - Quizvraag
Aan de slag
Maak de samenvattende vragen par 4.3 Opdracht 25 t/m 40 4.3.
Ben je klaar? Maak opdracht 2-3-4-8-10 vanaf blz. 115 (huiswerk voor de volgende les 4.3).
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag
Maak de samenvattende vragen par 4.3 Opdracht 25 t/m 40 4.3.
Ben je klaar?
Maak de samenvattende vragen par 4.4. Opdracht 41 t/m 52
timer
10:00
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen paragraaf 4.3
Na deze les weet je...
wanneer er werkgelegenheid is.
in welke sectoren je kunt werken.
hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit.
wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.