Leestekens 1 (in zinnen)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Pimp your memory: woordsoorten

Uitleg met voorbeelden bij de komma en de dubbele punt

Korte schrijfoefening over komma en dubbele punt

Zelfstandig leren
Let op: vóór donderdag afronden

Slide 2 - Tekstslide

Je kent en herkent de regels voor de leestekens in zinnen: komma en dubbele punt



Je kunt de regels uitleggen.


Je kunt zelf een tekst schrijven met de komma's en dubbele punten op de juiste plek.



Je herkent in een tekst de ontbrekende leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

timer
6:00
Inspirerende quote of een zin met een gekke betekenis?

Maak je geen zorgen als jouw pad anders is dan die van anderen.
Wat is het verschil in betekenis?

1) Vorige week schreef deze klas een artikel voor De Speld, die abominabel is.
2) Vorige week schreef deze klas een artikel voor De Speld, dat abominabel is.
3) Vorige week schreef deze klas een artikel voor De Speld, wat abominabel is.

Welke zin(nen) is/zijn en waarom?

1) Vlogs van Gio irriteren me mateloos.
2) Levi wilde tijdens de les op zijn tele-foon kijken, maar hij bedacht zich op tijd.
3) Hoewel het belang van het maken van aantekeningen vaak is genoemd, besefte Mare zich pas in maart dat het inderdaad handig is.
Voeg een bijvoeglijke bijzin met een betrekkelijk voornaamwoord toe aan deze enkelvoudige zin:

De leerling uit klas 3 keek naar een schilderij van Edgar Degas.

Slide 4 - Tekstslide

zonder hoofdletters punten en komma’s is een tekst wel heel lastig te lezen en te begrijpen je weet immers niet goed wanneer een nieuwe zin begint en wanneer je een pauze moet nemen in de zin om te voorkomen dat een tekst onleesbaar wordt maken we daarom gebruik van leestekens als punten en komma’s

Volg jij het nog?
Correct kommagebruik bepaalt jouw boodschap

De dubbele punt kan levens redden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 7 - Tekstslide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • De meester zei Pietje is een monster
  • De meester zei: "Pietje is een monster."
  • "De meester," zei Pietje, "is een monster."

Slide 8 - Tekstslide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen hebben vaak goed geleerd en geoefend.
  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen, hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 9 - Tekstslide

komma (,)
Voor een korte pauze in een zin
Voor een betere leesbaarheid
Om misverstanden te voorkomen

Slide 10 - Tekstslide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.
Als de nood het hoogst is, haal je de beste resultaten.

Slide 11 - Tekstslide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
Ik heb zin in de zomer, omdat we dan 4 weken naar Frankrijk gaan.


Slide 12 - Tekstslide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
Ik heb zin in de zomer, omdat we dan 4 weken naar Frankrijk gaan.

Let op:
Harm ging niet vissen, omdat het regent. 
vs.
Harm ging niet vissen omdat het regent, maar om een heel andere reden.

Slide 13 - Tekstslide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)

3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden
Ik heb drie grote hobby's: hardlopen, lezen en dingen ondernemen met gezin en vrienden.
Ik houd van interessante, boeiende, knap geschreven boeken.


Slide 14 - Tekstslide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)

3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden

4) Bij een aanspreking
Tamara, wil jij de hagelslag even aangeven?
Eet, kinderen.

Slide 15 - Tekstslide

komma (,)
Wanneer gebruik je de komma? Resumerend:

1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.
2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden
4) Bij een aanspreking

Oefening:
Bedenk een korte tekst waarin al deze vormen worden gebruikt.

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk een korte tekst met komma's:
Tussen 2 pv's, voor een voegwoord, bij een opsomming, tussen bijvoeglijke naamwoorden en bij een aanspreking.

Slide 17 - Open vraag

Dubbele punt 
Wat gebeurt hier?

  • De patiënt redt het niet het donorhart invriezen dus
  • De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
  • De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!

Slide 18 - Tekstslide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring
Vingerafdrukken worden als uniek beschouwd: zelfs verschillende vingers van dezelfde hand zijn niet gelijk.

Slide 19 - Tekstslide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring

2) voor een opsomming
De volgende leerlingen moeten nablijven: Jarno, Silvan, Tjitsche en Jasmijn

Slide 20 - Tekstslide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring

2) voor een opsomming

3) Voor een citaat
De docent meldde: "Maak je huiswerk en stel de juiste vragen, dan hoef je amper te leren voor de toets."

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig leren

Lees eerst theorie over het onderwerp
Volg de modulewijzer die aangeeft wat je moet kennen en kunnen.

Verwerk de theorie door te oefenen
Verklaar de komma's en andere leestekens in teksten. Oefen op Cambiumned.

Reflecteren op het leren
Wat heb je geleerd? Wat ging goed en wat moet je nog oefenen?

Slide 22 - Tekstslide

Een tekst zonder leestekens 
is onleesbaar.

Verbeter de volgende tekst over woorden die van een aardrijkskundige naam zijn afgeleid.

Vul aan met punten, komma's en dubbele punten. Lees de tekst en noteer voor jezelf waar je welke leestekens moet plaatsen.
Als aardrijkskundige namen gewone namen worden worden ze door taalkundigen geoniemen genoemd dat de hamburger uit Hamburg komt wekt weinig verbazing het woord spa ontleent zijn naam aan Spa een stad in de Belgische Ardennen eigenlijk is spa een merknaam maar tegen taal kan geen bedrijf op mensen gebruiken spa voor elk type water of dat nu van het merk Spa is of niet Nederlanders hebben het over 'spa rood' en 'spa blauw' daarmee verwijzen ze naar de etiketten van de echte duidelijke Spa-flessen rood voor bruisend blauw voor niet-bruisend geen kledingstof maar een kledingstuk werd misschien wel het bekendste geoniem de bikini de ontwerper wilde dat het kledingstuk zou inslaan als een bom toen hij het badpak vernoemde naar Bikini een eiland in de Stille Zuidzee daar brachten de Amerikanen in 1946 voor het eerst een atoombom tot ontploffing

Slide 23 - Tekstslide

Als aardrijkskundige namen gewone namen worden, worden ze door taalkundigen geoniemen genoemd. Dat de hamburger uit Hamburg komt, wekt weinig verbazing. Het woord spa ontleent zijn naam aan Spa, een stad in de Belgische Ardennen. Eigenlijk is spa een merknaam, maar tegen taal kan geen bedrijf op. Mensen gebruiken spa voor elk type water, of dat nu van het merk Spa is of niet. Nederlanders hebben het over 'spa rood' en 'spa blauw'. Daarmee verwijzen ze naar de etiketten van de echte, duidelijke Spa-flessen: rood voor bruisend, blauw voor niet-bruisend.
Geen kledingstof, maar een kledingstuk werd misschien wel het bekendste geoniem: de bikini. De ontwerper wilde dat het kledingstuk zou inslaan als een bom, toen hij het badpak vernoemde naar Bikini, een eiland in de Stille Zuidzee. Daar brachten de Amerikanen in 1946 voor het eerst een atoombom tot ontploffing.

Slide 24 - Tekstslide

1) Noteer 3 belangrijke onderdelen uit deze les.
2) Geef 2 punten aan die nieuw zijn voor jou (inzichten).
3) Noteer 1 vraag die jij hebt na deze les.

Slide 25 - Woordweb