HAVO 2 - SPELLING - MEERVOUD ZNW AANPASSEN

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Heel vaak hoef je alleen -en achter het zelfstandig  naamwoord te zetten. 
    herhaling - herhalingen           ramp - rampen

  • Als het woord eindigt op een korte klank en één mede- 
      klinker, moet je de laatste medeklinker verdubbelen:
      tak - takken, jas - jassen



Meervoud op -en

Slide 2 - Tekstslide

  • Als het woord eindigt op een lange klank en één medeklinker, schrijf je de lange klank in het meervoud met één klinker:
    straat → straten    been → benen sloot → sloten  

  • Als het woord eindigt op een -f of een -s, verandert die letter vaak in een -v of een – z:
     brief → brieven             golf → golven      doos → dozen
 
 

   
 



Meervoud op -en

Slide 3 - Tekstslide

paragraaf  →  paragrafen        pols → polsen
fotograaf   →  fotografen         spits → spitsen
 
Er is geen medeklinkerverdubbeling als de klemtoon niet op de lettergreep met -ik, -es of -et valt:

viezerik    →     viezeriken       luiwammes → luiwammesen     
perzik       →    perziken          lemmet   →     lemmeten

                                  
 
 

   
 



uitzonderingen

Slide 4 - Tekstslide

Veel zelfstandige naamwoorden hebben ook een meervoud op een s.

wafel → wafels                kogel → kogels
machine → machines     café → cafés 
Meervoud op -s

Slide 5 - Tekstslide

Soms moet er een apostrof gezet worden voor de s (’s) 

Dit doe je bij woorden die eindigen op a, o, u, i of y (ik houd van y’s) 

agenda → agenda’s         accu → accu’s     
bikini → bikini’s                pony → pony’s.     
Meervoud op 's

Slide 6 - Tekstslide

  • Let op: bij woorden die een klinker hebben staan voor de a,o,u,i,y krijgen de s er weer aan vast.

 bureau  →  bureaus     essay   →  essays   gnoe  → gnoes  

  • Bij afkortingen maak je het meervoud ook met ’s

    Mp3’s F16’s BMW’s wc’s  

Meervoud op 's

Slide 7 - Tekstslide

Als het meervoud eindigt op - ee , maak je het meervoud 
met –ën:
          
 zee → zeeën  orchidee → orchideeën
 slee → sleeën.  
Het meervoud van woorden op –ee  

Slide 8 - Tekstslide

Als het enkelvoud eindigt op –ie, maak je het meervoud met 
ën of met –n:
           
knie → knieën      melodie → melodieën    (klemtoon op -ie)              
bacterie → bacteriën   porie → poriën   (klemtoon niet op -ie)  
Het meervoud van woorden op ie 

Slide 9 - Tekstslide

In de meeste gevallen wordt het het meervoud van woorden die eindigen op - cus
datzelfde woord en - cus verandert dan in -ci

musicus → musici    
chemicus → chemici             

Het meervoud van woorden op –cus 

Slide 10 - Tekstslide


Wat is het meervoud van:
orchidee en porie?
A
orchideeën porieën
B
orchideeën poriën
C
orchideën porieën

Slide 11 - Quizvraag


Wat is het meervoud van:
technicus en essay?
A
technicussen, essays
B
technici, essay's
C
technicussen essay's
D
technici, essays

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het meervoud van:
café en dreumes
A
café's, dreumessen
B
cafees, dreumesen
C
cafés, dreumesen
D
cafées, dreumesen

Slide 13 - Quizvraag

  • Je kunt een bn ook zelfstandig gebruiken. Dat wil zeggen dat je het bijvoeglijke naamwoord niet voor een zelfstandig naamwoord zet, maar op een andere plek in de zin. Het bijvoeglijk naamwoord staat dan dus zelfstandig.
 
    Lust je een rood snoepje of liever een paars?
    Ik wil een geel, dat smaakt naar banaan!           
Meervoud bij zelfstandig gebruik van bijv.naamw.

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer je het bijvoeglijk naamwoord zelfstandig gebruikt, gebruik je soms het meervoud.

De jongsten geven de begeleider een hand.

In het voorbeeld is jongsten een zelfstandig gebruikt bn.
Het verwijst naar de jongste kinderen / leerlingen.

 









Meervoud bij zelfstandig gebruik van bijv.naamw.

Slide 15 - Tekstslide

  • Zelfstandig gebruikte bn krijgen een -n als ze naar personen verwijzen die niet in de dezelfde zin genoemd worden.

Op de sportclub kwamen wij een paar bekenden tegen.
Alle aanwezigen krijgen een welkomstdrankje.









Meervoud bij zelfstandig gebruik van bijv.naamw.

Slide 16 - Tekstslide

  • Zelfstandig gebruikte bn krijgen geen-n als ze naar mensen verwijzen die wel in dezelfde zin staan.

Voor jonge mensen is een griepje niet zo erg, maar voor oude is het best gevaarlijk.


Meervoud bij zelfstandig gebruik van bijv.naamw.

Slide 17 - Tekstslide

  • Beide en alle krijgen soms wel een -n en soms niet.
    Voor een zn krijgen deze woorden natuurlijk geen -n.  

Beide opdrachten zijn moeilijk. 
Ik hoop dat ik alle vragen goed gemaakt heb. 

Deze woorden krijgen ook geen-n als ze zelfstandig gebruikt worden, maar niet naar personen verwijzen.
Meervoud bij beide en alle

Slide 18 - Tekstslide

We moesten twee opdrachten maken; beide waren moeilijk.

  • Beide en alle krijgen wel een -n als ze zelfstandig gebruikt worden en verwijzen naar personen die eerder zijn genoemd.
Ik heb twee goede vrienden. Beiden zitten bij mij in de klas.
Daar staan de leerlingen uit de examenklas. Ze zijn allen zenuwachtig.
Meervoud bij beide en alle

Slide 19 - Tekstslide

Alle krijgt wel een -n als het zelfstandig is gebruikt en 'iedereen' betekent.
Deze regels gelden voor allen.




Meervoud bij beide en alle

Slide 20 - Tekstslide

  • Ook woorden als sommige, enkele, weinige, vele en andere krijgen soms wel een -n in het meervoud en soms niet.
  • Voor een zn krijgen deze woorden geen -n.  

Sommige planten hebben veel zonlicht nodig, andere planten moet je juist op een schaduwrijke plek zetten.

Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.







Meervoud bij sommige, enkele, vele, weinige en andere

Slide 21 - Tekstslide

  • Deze woorden krijgen ook geen-n als ze zelfstandig gebruikt worden, maar niet naar personen verwijzen.

Wij hebben veel planten in huis. Sommige hebben veel zonlicht nodig, andere moeten juist op een schaduwrijke plek staan.


Meervoud bij sommige, enkele, vele, weinige en andere

Slide 22 - Tekstslide

Soms worden woorden als sommige, enkele, weinige, vele en andere zelfstandig gebruikt, maar staat de persoon waar het woord naar verwijst al eerder in de zin of in de vorige zin. Als je deze persoon kunt invoegen zonder dat de betekenis van de zin verandert, komt er ook geen -n achter het woord.

Er zijn veel winkeliers in de stad. Vele doen mee aan de wedstrijd voor 'beste winkel'. 


Meervoud bij sommige, enkele, vele, weinige en andere

Slide 23 - Tekstslide

Deze woorden krijgen wel een -n als ze zelfstandig gebruikt worden en slaan op personen in het algemeen.

Velen hebben gisteren naar de voetbalwedstrijd gekeken.
Dat hebben anderen ooit zo bedacht.
Er zijn slechts enkelen die dit leuk vinden.
Meervoud bij sommige, enkele, vele, weinige en andere

Slide 24 - Tekstslide


De .... zijn nog op school aan het studeren.
A
andere
B
anderen
C

Slide 25 - Quizvraag


De tickets zijn bijna uitverkocht, maar er zijn er nog ..... beschikbaar.
A
enkele
B
enkelen
C

Slide 26 - Quizvraag


De .... leerlingen zijn hier, de .... zijn al naar huis gegaan.
A
meeste, andere
B
meeste, anderen
C
meesten, anderen
D
meesten, andere

Slide 27 - Quizvraag