Groep 5
1 / 42
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
is het gemmal en machiene of en molen?
A
Machine
B
Molen
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent Germanen?
Slide 7 - Open vraag
Waar denk je aan bij Romeinen?
Slide 8 - Woordweb
De Germanen waren het gewent tegen grote leger vechten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Link
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Link
Ja of nee
Betekent containers: een groot, rechthoekige bak om goederen in te vervoeren?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Is suiker een vloeistof of een vaste vloeistof?
A
Vloei stof
B
Vaste vloei stof
Slide 18 - Quizvraag
Olijfolie stolt bij 6 graden Celsius. Wat is niet goed?
A
In de keukenkast (16 graden Celsius is olijfolie een vloeistof.
B
In de koelkast (4 graden Celsius) is olijfolie een vaste stof.
C
In de koelkast (4 graden Celsius) is olijfolie een vloeistof.
D
Op een koude plek wordt olijfolie eerder een waste stof dan water.
Slide 19 - Quizvraag
Waar denk je aan bij adem?
Slide 20 - Woordweb
Hadden de Romeinen goede tactieken om de Germanen aan te vallen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heet een groep Romeinse soldaten?
Slide 22 - Open vraag
Hadden de Romeinen betere wapens dan de Germanen?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent Bataven?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Wat weet je allemaal al van dit hoofdstuk?
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slide 31 - Link
Wat zijn de hanzen?
Slide 32 - Open vraag
Wat kon je allemaal niet doen op de jaarmarkt?
niet
Wat kon je allemaal niet doen op de jaarmarkt?
A
Eten en drinken
B
Een huis kopen
C
Kiezen laten trekken
D
Naar optredens kijken
Slide 33 - Quizvraag
Waar gingen steeds minder mensen wonen?
Waar gingen steeds minder mensen wonen?
A
Het kasteel
B
Het kruispunt
C
Bos
D
Rivier
Slide 34 - Quizvraag
Wat hoort er op de puntjes:
De Hanzesteden in Nederland lagen aan de rivier de ..........
De Hanzesteden in Nederland lagen aan de rivier de ..........
A
De Maas
B
De IJssel
C
De Rijn
D
Weet ik niet
Slide 35 - Quizvraag
Noem 4 of meer Hanzesteden op.
Slide 36 - Open vraag
Slide 37 - Tekstslide
Wat is het Drieslagstelsel?
Slide 38 - Open vraag
Wat is het kooplied?
Slide 39 - Open vraag
Iets kopen of verkopen
Iemand die iets met zijn handen maakt.
Mensen die spullen verkopen als beroep.
Handel
Kooplieden
ambachtman
Slide 40 - Sleepvraag
Wat wil je doen?
