Oefentoets voor SET1

Oefentoets voor SET 1
Deze toets vervangt de les van dinsdag 27 oktober.
Deze LessonUp is verplicht.
Maak deze toets met je boek erbij en bestudeer meteen de stof die erbij hoort. 
Doe dus zo lang als je wilt over de toets maar ....... hij moet wel dinsdag 27 oktober ingeleverd zijn.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets voor SET 1
Deze toets vervangt de les van dinsdag 27 oktober.
Deze LessonUp is verplicht.
Maak deze toets met je boek erbij en bestudeer meteen de stof die erbij hoort. 
Doe dus zo lang als je wilt over de toets maar ....... hij moet wel dinsdag 27 oktober ingeleverd zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Leerstof SET 1
H9 Bloedsomloop, 
H10 Voeding en Vertering 
H5 erfelijkheid (4V), 
H7 evolutie (4V), + 
herhaling H2 + H3(4V)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Instructie voor het maken van opgaven
Om ABACADABRA te voorkomen:
Op deze site staat het onderstaande stappenplan uitgelegd:
https://biologiepagina.nl/Vwo6/EXAMENTIPS%20BIOLOGIE.pdf
  • Stap 1: Wat is het probleem?
  • Stap 2: Aanvullende gegevens
  • Stap 3: Wat is de vraag?
  • Stap 4: Antwoord geven
  • Stap 5: Antwoord controleren

Slide 4 - Tekstslide

     Mariska is geslaagd voor haar eindexamen. Haar ouders bieden haar een vakantie in Spanje aan. In de krant leest ze twee advertenties waarin zo'n reis aangeprezen worden.





Speciale aanbieding:
Rechtstreekse vliegreis naar het
zonnige strand van de Costa del Sol.
Vertrek: 20 juni a.s.
Prijs: € 185,-


Speciale aanbieding:
Rechtstreekse busreis naar het
zonnige strand van de Costa del Sol.
Vertrek: 20 juni a.s.
Prijs: € 185,-

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens welke van de twee aangeboden reizen is de kans op het ontstaan van
trombose het grootst? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open vraag

Gezonde mensen wordt afgeraden om tijdens zo’n lange reis medicijnen tegen trombose te gebruiken. Eenvoudige tips om de kans op trombose in het vliegtuig of de bus te verkleinen zijn: gemakkelijke, ruim zittende kleding dragen en de schoenen uittrekken.

Noem nog een andere manier om de kans op trombose tijdens zo’n reis te verkleinen.

Slide 7 - Open vraag

Een atleet uit Nederland traint enkele maanden in het hooggebergte. Hierna blijkt hij in Nederland tot een grotere prestatie te komen.
Welke verandering in de samenstelling van zijn bloed zal mede tot deze grotere prestatie geleid hebben?

A
Een groter aantal bloedplaatjes.
B
Een grotere hoeveelheid bloedplasma
C
Een groter aantal rode bloedcellen
D
Een groter aantal witte bloedcellen

Slide 8 - Quizvraag

     Iemand neemt een medicijn in. Stoffen uit het medicijn worden in het bloed
        opgenomen en komen uiteindelijk ook in de cellen van een ziek orgaan terecht.
        In onderstaande afbeelding is schematisch weergegeven welke weg deze
        stoffen afleggen vanuit een haarvat naar zo’n cel. De stoffen passeren op hun
        weg de plaats die is aangegeven met de letter P.
Geef het antwoord in de volgende dia.

Slide 9 - Tekstslide

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 10 - Quizvraag

     Het hart klopt bij een volwassene in rust gemiddeld 70 maal per minuut. Bij
        iedere hartslag wordt dan gemiddeld 70 ml bloed uit elke kamer weggepompt.
    De bloeddruk wordt onder andere bepaald door de kracht waarmee het bloed de bloedvaten in wordt gepompt.
Geef het antwoord in de volgende dia.
   




Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel milliliter bloed pompt het hart volgens bovenstaande gegevens
gemiddeld per minuut de aorta in?

Slide 12 - Open vraag

Op een bepaald moment wordt de bloeddruk gemeten in de longslagader en in de aorta.
Is de bloeddruk in de longslagader hoger of lager dan in de aorta? Of is de bloeddruk in beide bloedvaten even hoog?

A
De bloeddruk in de longslagader is hoger dan in de aorta.
B
De bloeddruk in de longslagader is lager dan in de aorta.
C
De bloeddruk in de longslagader is even hoog als in de aorta

Slide 13 - Quizvraag

Door een hoge bloeddruk kunnen beschadigingen in de wanden van de bloedvaten ontstaan.
Hierop zetten zich gemakkelijk vetten af, waardoor bloedvaten langzaam nauwer worden.
Vernauwing van bloedvaten kan leiden tot schade aan organen.

Leg uit waardoor organen beschadigen als er te weinig bloed doorheen stroomt.

Slide 14 - Open vraag

Rekenvraag foetale bloedsomloop
De dia hierna is een rekenvraag. Pak je Binas en een rekenmachine of kladbok erbij. 
Na de dia met de vraag kun je pas je antwoord invullen. Graag ook met uitleg hoe je tot het antwoord kwam.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel milliliter bloed stroomt per minuut vanuit de linkerkamer direct in de aorta bij een ongeboren baby met een gewicht van 3 kilogram? Geef het antwoord op de vorige vraag met uitleg.

Slide 17 - Open vraag

Sikkelcelanemie
Sikkelcelziekte is een aandoening aan de rode bloedcellen. Het gen voor de ziekte erft autosomaal recessief over en berust op een puntmutatie in het β-globinegen.
In Nederland komt sikkelcelziekte vooral voor bij mensen afkomstig van de Antillen en uit Suriname. Aanstaande ouders kunnen zich laten testen op dragerschap.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe is uit de stamboom af te leiden dat het gen voor sikkelcelziekte niet in het X-chromosoom ligt? Geef je antwoord in de volgende dia door een specifiek voorbeeld te noemen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe is uit de stamboom af te leiden dat het gen voor sikkelcelziekte niet in het X-chromosoom ligt? Geef een specifiek voorbeeld

Slide 20 - Open vraag

Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B.
Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?
A
0,4 x 0,8 = 0,32
B
2x(0,4x0,6) x (0,8x0,8) = 0,3072
C
2x(0,4x0,6) + (0,8x0,8) = 1,12
D
2x(0,4x0,6) x (0,2x0,2) = 0,0192

Slide 21 - Quizvraag

Hardy Weinberg (neem de info over op een kladblaadje)
Het al of niet gestreept zijn van de vacht bij katten wordt bepaald door de allelen A (streping) en a (geen streping). 
De soort streping van de vacht wordt bepaald door de allelen T voor regelmatige streping en t voor onregelmatige streping. De allelen A en T zijn dominant, niet X-chromosomaal en erven onafhankelijk van elkaar over.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het fenotype van een AaTt kat
A
Onregelmatig gestreept
B
Regelmatig gestreept
C
Niet gestreept

Slide 23 - Quizvraag

Welke kat heeft geen strepen?
A
AaTt
B
aaTt
C
AATT
D
AAtt

Slide 24 - Quizvraag

Hoe groot is de kans dat bij kruising van AaTt x AaTt er een katje wordt geboren dat aatt is
A
1/4
B
1/2
C
1/8
D
1/16

Slide 25 - Quizvraag

Het onderzoek in Londen (neem weer info over)
Onderzoek bij zwerfkatten in een voorstad van Londen heeft aangetoond dat de frequentie van allel a in deze grote populatie katten 40% is. De frequentie van het allel t is 80%.
Bereken, met behulp van de regel van Hardy-Weinberg, het percentage onregelmatig gestreepte katten dat in deze voorstad voorkomt. Rond je uitkomst af op een geheel getal.
In de volgende dia zet jij jouw antwoord.

Slide 26 - Tekstslide

Frequentie
a is 40%, t is 80%
Bereken % onregelmatig gestreepte katten

Slide 27 - Open vraag

Antwoord
Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 54%.

De frequentie a = 40% = 0,4. Dus kans op geen streping = aa = 0,42= 0,16. De rest heeft wel streping = 1 - 0,16 = 0,84.
De frequentie van t = 80% = 0,8. Dus kans op onregelmatig = tt = 0,82 = 0,64. De totale kans op onregelmatige streping = 0,84 x 0,64 = 0,5376.
Het antwoord wordt dus 54% als je afrondt op een heel getal.

Slide 28 - Tekstslide

Wat vond je van deze oefentoets?
A
Te makkelijk
B
Te moeilijk
C
Goed niveau

Slide 29 - Quizvraag

Noem het belangrijkste dat jou tegenwerkt om voor de SET hoger dan je gemiddelde te halen?

Slide 30 - Open vraag

Wat kun je doen om die hindernis weg te halen waardoor je voor de SET boven je gemiddelde kan scoren?

Slide 31 - Open vraag

Tot donderdag!!

Slide 32 - Tekstslide