les 4: Lezen en sprookjes

Les 4 Sprookjes & spelling
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4 Sprookjes & spelling

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag in de les
Gaan we lezen!
Opbouw van een verhaal
Gaan we zelf een sprookje schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Komende 15 minuten lezen we in stilte.
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Sprookjes
  • Sprookjesverzamelaar Giambattista Basile (1575-1632)
  • Rapunzel, Assepoester, Gelaarsde kat
  • Er zijn talloze sprookjes...

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding
(G)een begin zonder einde en geen einde zonder begin'
Elke 'goede' tekst begint met een inleiding, ook wel lead genoemd. Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. Een inleiding van een tekst is een aandachtstrekker. De lezer wordt hierdoor nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst. 

Kan iemand aspecten van een sprookje noemen, want wat vertel je eigenlijk aan het begin van je verhaal?




Slide 5 - Tekstslide

Middenstuk
Na de inleiding komt het middenstuk. Hierin wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken. Je leest over verschillende aspecten van het onderwerp; ook wel deelonderwerpen genoemd. Deelonderwerpen zijn er om de tekst snel te begrijpen. Ze bestaan uit één of meerdere alinea's. Om de verschillende deelonderwerpen te onderscheiden, kun je letten op de witregels en tussenkoppen. Als deze er niet zijn, kijk je naar kernzinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Slot
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. Het slot herhaalt meestal het belangrijkste uit de tekst. Door het slot wordt het verhaal mooi rond.

Let op: bij nieuwsberichten is er vaak geen slot. In zo'n tekst vindt je de belangrijkste informatie in het eerste deel van de tekst. De rest van de tekst geeft extra informatie. 



Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die ’kleur’ geven aan een verhaal.
De prins gaf de prinses een kus.
De dappere prins gaf de mooie prinses een dikke kus.

De kabouter woont in een huis.
De stoere kabouter woont in een klein huisje aan de rand van het bos.

De heks keek naar Hans en Grietje.
De enge, lelijke heks loerde met hongerige ogen naar de vrolijk spelende Hans en Grietje.


De stokoude, mysterieuze tovenaar rende bliksemsnel naar de grot die verscholen lag in de donkere bossen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag: een sprookje in 4 rondes
Werk in tweetallen.
  • Ronde 1 - Begin met ‘Er was eens…’ (inleiding) (5 minuten)
  • Ronde 2 - Na 7:30 minuten wissel je je blaadje met dat van je buurman (middenstuk)
  • Ronde 3 – Na 7:30 minuten schuif je je blaadje door naar je buurman (slot). Eindig met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
  • Ronde 4 – doorschuiven en enkele verhalen voorlezen.
-> Zit er een vaste structuur en opbouw in deze verhalen?

Slide 10 - Tekstslide