Week 6 grammatica

Welkom klas 3F
-  herhaling lijdend en meewerkend voorwerp

- Werkblad maken mv en lv
of
- lezen en de boekopdracht afmaken




1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 3F
-  herhaling lijdend en meewerkend voorwerp

- Werkblad maken mv en lv
of
- lezen en de boekopdracht afmaken




Slide 1 - Tekstslide

Waar komen woorden vandaan?

Woorden ontstaan niet zomaar. Elk woord heeft zijn eigen geschiedenis. Een loodgieter wordt bijvoorbeeld niet voor niets loodgieter genoemd. Vroeger moest hij stroken lood gieten om lekkende buizen waterdicht te maken. Al giet de loodgieter geen lood meer, hij is nog steeds degene die de waterleiding repareert.

Wat is volgens jou de geschiedenis van het woord spijkerbroek?
https://www.youtube.com/watch?v=jvBjk5qZYW8



Slide 2 - Tekstslide

hangmat
Verhalen achter woorden zijn niet altijd logisch. Het verhaal van de hangmat bijvoorbeeld: dat lijkt te gaan over een mat die tussen twee bomen hangt. Dat is echter niet zo. Ooit is de hangmat uit het Caribisch gebied naar het noorden gekomen. De echte naam was amaca en veranderde onderweg in hamac. In het Nederlands werd hamac al snel hangmat. Dat klinkt een stuk normaler!

Slide 3 - Tekstslide

Hagelslag heet hagelslag omdat …
A
De bedenker bij de korreltjes aan een hagelbui dacht
B
Omdat de soldaten tijdens de aanval een boterham met chocolade stukjes aten

Slide 4 - Quizvraag

Het woord robot komt van…
A
Een Tsjechisch woord dat 'gedwongen werk' betekent
B
Rob en Ot zijn de uitvinders van de robot

Slide 5 - Quizvraag

Een boodschap heet boodschap omdat…
A
mensen vroeger geld boden aan spullen in de schappen
B
een diennaar (bode) spullen (schappen) naar mensen kwam brengen

Slide 6 - Quizvraag



Welk woord komt van het Javaanse woord pikir (= gedachte)?


A
Piekeren ( nadenken)
B
Pikant (pittig eten)
C
Piek (van een berg)

Slide 7 - Quizvraag





Welk woord komt van het Spaanse el legarto (= de hagedis)?


A
alligator
B
illegaal
C
leger

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord komt van het



Welk woord komt van het Indonesische woord ros (= middelpunt)?




A
roze
B
paard
C
roos

Slide 9 - Quizvraag

Verborgen geschiedenis

Bedrijfsnamen lijken soms net fantasiewoorden. Toch kan het zijn dat achter die namen een geschiedenis verborgen zit. Zo is ‘HEMA’ geen fantasiewoord, maar een afkorting van ‘Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam’ en is ‘Haribo’ opgericht door Hans Riegel uit Bonn.



Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verhaal achter deze bedrijfsnaam? Andrélon

Slide 11 - Open vraag

Het merk is vernoemd naar de oprichters André en Lonneke de Jong.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verhaal achter deze bedrijfsnaam?
IKEA

Slide 13 - Open vraag

IKEA: Iedereen kent de enorme IKEA-winkels die overal ter wereld bezocht worden. Dat had de zeventienjarige Zweed Ingvar Kamprad vast niet gedacht toen hij het bedrijf in 1943 oprichtte met wat spaargeld. Hij woonde op een boerderij met de naam Elmtaryd in het dorp Agunnaryd. Neem de eerste letter van zijn voornaam, achternaam, de boerderij en het dorp en wat krijg je?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verhaal achter de bedrijfsnaam?
Max Factor

Slide 15 - Open vraag

Max Factor: In 1872 werd Maksymilian Faktorwics geboren in Polen. Toen hij twintig was, begon hij met de verkoop van make-up: eerst in zijn eigen winkel in Polen, daarna in Saint Louis (Amerika) en later in Hollywood. De naam van zijn make-upmerk is gewoon zijn eigen naam, maar dan een beetje korter.

Slide 16 - Tekstslide

Ontleed de zinnen
1. Peter heeft altijd voor zijn moeder gezorgd.

2. Waarom breng jij haar een taartje van de bakker?

3. pv - ow - mv - lv

4. ow - pv - lv - wg

Slide 17 - Tekstslide

1. Toen Marieke thuiskwam

2. Ze ging direct aan haar huiswerk en begon met leren

3. Ze begon op tijd met leren

4. Als ze nu haar best deed
A. omdat ze super veel toetsen had.

B. Ging ze dit jaar gewoon over naar klas 4.

C. pakte ze haar schoolboeken

D. zodat ze zeker goede cijfers ging halen.

Slide 18 - Tekstslide

Goedemorgen klas 3F
- Samen kort herhalen

- Lessonup oefentoets

- Taalweetjes: Waar komen woorden vandaan?

https://www.youtube.com/watch?v=rwZNJRVDaD0



Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk een zin voor je buurman. en zet zelf de zinsdelen op een ander blaadje.

Ruil je schrift en ontleed elkaars zin.

Ruil terug. Heeft de buurman het goed gedaan?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 22 - Quizvraag

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 32 - Quizvraag

Wat wil jij vrijdag nog extra oefenen?
persoonvorm en onderwerp
werkwoordlijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 33 - Poll

Slide 34 - Tekstslide