In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Biologie
Paragraaf 5.2 chromosomen bekijken.
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
Werken aan opdrachten: begrippenopdracht en vragen in het boek.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat we bedoelen met een karyogram.
Je kunt aan de hand van een karyogram bepalen of een persoon een man of een vrouw is en uitleggen waarom.
Je kunt uitleggen welke vormen van mutaties wel/niet zichtbaar zijn in een karyogram.
Slide 3 - Tekstslide
Chromosomenportret
Karyogram: toont de chromosomen tijdens de metafase van de celdeling, wanneer ze het meest gecondenseerd en zichtbaar zijn.
Homologe chromosomen (paren)
Bevat autosomen (22 paar) en geslachtschromosomen (XX of XY)
Het Y-chromosoom bevat slechts een vijftigtal genen. Eén is het SRY-gen, dat al vroeg in het embryo de ontwikkeling van de geslachtsorganen in mannelijke richting stuurt.
Slide 4 - Tekstslide
SRY-gen=hoofdschakelaar van "het man worden".
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat laten karyogrammen niet zien?
Genen zijn te klein om met een microscoop te kunnen zien.
Genmutaties (veranderingen in de basenvolgorde) zijn dus ook niet zichtbaar.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Crossing-over tussen homologe chromosomen vindt plaats als de chromosomen tegenover elkaar in het midden van de cel liggen, dat is in ...
A
de profase van de meiose 1
B
de metafase van de meiose 2
C
de mitose
Slide 12 - Quizvraag
opdracht 14 (denker-bezinner):
Noteer het verschil tussen een genoommutatie en een chromosoommutatie.
Slide 13 - Open vraag
Opdracht 13 (denker-beslisser)
Het syndroom van Marfan is een aangeboren aandoening aan het bindweefsel. Door een mutatie van één nucleotidepaar in het gen voor een bepaald eiwit, werkt het eiwit niet goed meer. Noteer het type mutatie.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Wat laten karyogrammen wel zien?
Genoommutatie: een wijziging in het aantal chromosomen.
Varianten:
Monosomie: Er is een chromosoom te weinig (syndroom van Turner: 45,X).
Trisomie: Er is een chromosoom te veel (trisomie 21, syndroom van Down) (47, XY,+21) of (47,XX,+21).
Slide 16 - Tekstslide
opdracht 17a Wat toont het karyogram?
Slide 17 - Open vraag
17b. Kies het karyotype.
A
47,XY,+18
B
47,XY,+21
C
47,XX,+18
D
47,XX,+21
Slide 18 - Quizvraag
Opdracht 21 (denker-bezinner-beslisser) Noteer een verschil tussen crossing-over en translocatie.
Slide 19 - Open vraag
Welke afwijking hoort bij monosomie?
A
Chromosoom heeft genmutaties
B
Chromosoom bevat XY-chromosomen
C
Er is een chromosoom te weinig
D
Er is een chromosoom te veel
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kan een chromosoom te weinig of te veel ontstaan?
A
Alleen tijdens meiose 1
B
Alleen tijdens meiose 2
C
Tijdens de mitose
D
Tijdens meiose 1 of meiose 2
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een juist weergave van trisomie 21:
A
46,XX
B
47,XY
C
46,XX,+21
D
47,XY,+21
Slide 22 - Quizvraag
Aan de slag!
Maak opdrachten 5.2
Slide 23 - Tekstslide
reflectieformulier
Laat je gedachten achter in het reflectieformulier: