Voorbereiding ST H2

Voorbereiding ST H1 t/m 3
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding ST H1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Beweging
Beenderstelsel en spierstelsel

Slide 2 - Tekstslide

4 functies van het skelet      (blz. 69)
1. beweging
2. bescherming
3. vorm
4. stevigheid
Soorten beenderen (blz. 73)
1. pijpbeenderen (rond, bv. dijbeen), bevatten geel beenmerg -> ligt vet in opgeslagen
2. platte beenderen (bv. schouderblad)

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke stof bestaat de tussencelstof van kraakbeen voornamelijk?
A
Been
B
Kalkstof
C
Lijmstof

Slide 4 - Quizvraag

Beenweefsel, bestaat uit:
1. beencellen
2. tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof

Kernmerken: hard, maar ook breekbaar
Kraakbeenweefsel, bestaat uit:
1. kraakbeencellen
2. tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk

Kenmerken: buigzaam 

Slide 5 - Tekstslide

Wervelkolom (blz. 79)
Vangt op 2 manieren schokken op:
1. dubbele s-vorm
2. kraakbeenschijven

Andere functie:
Beschermt ruggenmerg

Slide 6 - Tekstslide

4 soorten beenverbindingen (blz. 86)
1. vergroeiing
2. naadverbinding
3. kraakbeen
4. gewricht
3 soorten gewrichten (blz. 88)
1. kogelgewricht
2. scharniergewricht
3. rolgewricht

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GEEN kenmerk van een spier die samentrekt?
A
De spier wordt kort
B
De spier wordt dik.
C
De spiervezels schuiven in elkaar.
D
De spier wordt dun.

Slide 9 - Quizvraag

Werking spieren
Een aangespannen spier -> korter en dikker

Delen spier (blz. 94)
pees = taai stuk waarmee de spier aan een bot zit
spierschede = vlies om de spier zelf
Spieren met tegenover-gestelde werking = antagonisten

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een blessure aan het gewricht?
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
bloeduitstorting
D
blauwe plek

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kun je door cooling-down blessures voorkomen?
A
door betere doorbloeding
B
door betere afvalstoffen afvoer

Slide 12 - Quizvraag

4 soorten blessures (blz. 98)
1. botbreuk
2. ontwrichting (uit de kom)
3. verstuiking (door je enkel gaan)
4. knieblessure (gescheurde meniscus)
4 soorten spierblessures (blz. 101)
1. spierpijn (ophoping van afvalstoffen)
2. spierkramp (plotseling sterk samentrekken van de spier)
3. spierscheuring (scheur in de spier als gevolg van spierkramp)
4. kneuzing (bloeduitstortinkjes door kapotte bloedvaatjes)

Slide 13 - Tekstslide

Waar hoort een hert bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 14 - Quizvraag

Hernia (blz. 82)
1. Kraakbeenschijf/schijven gaan stuk en lopen ''leeg''.
2. De kraakbeenschijf puilt uit.
3. Vocht drukt tegen de zenuw in het ruggenmerg. 
Top- teen- en zoolgangers (blz. 110)
Topgangers (hoeven): lopen op hun nagels (bv. koeien, paarden, geiten)
Teengangers: lopen op hun teenkootjes (bv. alle katachtigen)
Zoolgangers: lopen op hun hele voet (bv. apen en mensen)

Slide 15 - Tekstslide