Voorbeeld (opdr. 4, zin 6)
In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar ook volleyballen, rackets en hockeysticks.
Let op: er zijn hier 2 samentrekkingen.
In de etalage = bwb in alle delen. Functie en getal zijn ook hetzelfde: dus goede samentrekking. Maar:
lag = enkelvoud in het eerste deel, maar moet in het tweede meervoud zijn.
In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar lagen ook volleyballen, rackets en hockeysticks.