30-11 2A

30-11 2A
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

30-11 2A

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Goedemorgen!
  • Ga rustig zitten
  • Klap je laptop dicht

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les

Slide 4 - Tekstslide

Verwijzen naar bezit:

Slide 5 - Woordweb

Verwijzen naar bezit
  • Bezit heeft een verwijswoord nodig
  • Bezit bijna altijd zelfstandig naamwoord
  • Bezittelijk voornaamwoord vóór het bezit
  • Mijn, zijn, haar, zijn, onze, jullie, hun

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van deze les weet je wanneer je een dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt in een zin
  • Aan het einde van deze les weet je wat een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord is en hoe je dit spelt

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens
  • Een dubbele punt: bij aankondiging, opsomming of citaat
  • Bij citaat gebruik je ook aanhalingstekens
  • Citaat: iemands woorden letterlijk overnemen
  • Hij zei: 'Toen was het genoeg!' 
  • 'Overmorgen ga ik trainen', zei Tom. 

Slide 8 - Tekstslide

Zet een dubbele punt en aanhalingstekens correct in de zin:
Onze coach zei altijd denk niet aan jezelf maar aan het team.

Slide 9 - Open vraag

Oefenen!

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken:
  • Ga naar de online methode
  • Ga naar de planning: leestekens en bezit 30-11
  • Dit is huiswerk!
  • Heb je vragen? Stel ze!
  • Klaar? Lezen uit leesboek

Slide 11 - Tekstslide

Inhalen toets
Roënjenny en Julian: leestoets B inhalen
Volgende week donderdag

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord:

Slide 13 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord
  • Hoort bij een zelfstandig naamwoord (personen, dingen)
  • Korte vorm (zonder -e) en lange vorm (met -e)
  • Het kleine huis
  • Let op! Soms wordt een f een v of s een z
  • Soms medeklinker verdubbelen of klinker weglaten

Slide 14 - Tekstslide

Kies het zelfstandig naamwoord in de volgende zin.
"De grote hond."
A
De
B
grote
C
hond

Slide 15 - Quizvraag

Kies het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin.
"De grote hond."
A
De
B
grote
C
hond

Slide 16 - Quizvraag

Vervoeg correct.
De ... (zuur) appel.

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg correct.
De ... (glad) weg.

Slide 18 - Open vraag

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord van materiaal
Eindigen bijna altijd op -en
Zilveren armband, papieren vliegtuigje, polyester t-shirt

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken:
  • Ga naar de online methode
  • Ga naar de planning van daarnet!
  • Dit is huiswerk!
  • Heb je vragen? Stel ze!
  • Klaar? Lezen uit leesboek

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een dubbele punt en/of aanhalingstekens?
Wat zijn de verschillende vormen waarin je een bijvoeglijk naamwoord kan schrijven?

Slide 21 - Tekstslide

Tot morgen!
  • Vergeet je huiswerk niet!
  • Staat op SOM

Slide 22 - Tekstslide