3HV - chemie overal - herhalen H5

H5 Reacties en energie
herhalen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5 Reacties en energie
herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Stoffen
Voorwaarden verbranding
 

Een brand ontstaat alleen wanneer
alle 
drie de voorwaarden aanwezig

zijn.


Wanneer een van de voorwaarden
wordt 
weggehaald,

dooft het vuur.


Een verbrandingsreactie is altijd een reactie met zuurstof.




Bij
een
verbrandingsreactie komt altijd warmte vrij: Exotherm.





Slide 3 - Tekstslide

Om een kampvuur te doven gooi je water erop. Welke voorwaarde wordt weggehaald?
A
Zuurstof
B
Brandstof
C
Ontbrandings- temperatuur

Slide 4 - Quizvraag

Vlam in de pan, je zet snel een deksel erop. Welke voorwaarde wordt weggehaald?
A
Zuurstof
B
Brandstof
C
Ontbrandings- temperatuur

Slide 5 - Quizvraag

brandgangen aanleggen in het bos. Welke voorwaarde wordt weggehaald?
A
Zuurstof
B
Brandstof
C
Ontbrandings- temperatuur

Slide 6 - Quizvraag

Verbranding elementen

Een verbranding is een reactie met zuurstof.

Bij de verbranding van een element ontstaat het oxide van dat element.

Verbranding van:

CuO -> Koper(II)oxide           

Al2O3 -> Aluminiumoxide 

MgO ->Magnesiumoxide                       Let op: bij metaaloxides geen telwoorden

SO2 -> (mono)zwaveldioxide                             mono aan het begin mag weg!

H2O -> Diwaterstofmono-oxide = Water


Slide 7 - Tekstslide

Oxiden

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste naam?
Al2O3
A
dialuminiumtrioxide
B
aluminiumtrioxide
C
dialuminiumoxide
D
aluminiumoxide

Slide 10 - Quizvraag

(On)volledige verbranding
Volledige verbranding
  • voldoende zuurstof
  • Er ontstaat CO2
Onvolledige verbranding
  • Onvoldoende zuurstof
  • Er ontstaan CO en C
Zeer giftig gas!

Slide 11 - Tekstslide

Ontstane oxiden

Slide 12 - Tekstslide

Aantonen verbrandingsproducten
Reagens = stof die een andere stof zichtbaar maakt
  • Water maakt wit kopersulfaat blauw 
  • Koolstofdioxide maakt helder kalkwater troebel
  • Geelbruin Joodwater met zwaveldioxide wordt
      kleurloos
Producten zijn niet altijd te zien. Denk aan waterdamp en koolstofdioxide. Je kunt ze wel aantonen

Slide 13 - Tekstslide

Explosies

Slide 14 - Tekstslide

Explosies
  • Bij een explosieve verbrandingsreactie moeten de fijn verdeelde brandstof en de zuurstof in de juiste verhouding gemengd zijn.

  • Er moet ook een sterke exotherme reactie optreden waarbij gasvormige producten ontstaan.

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor reactie is het verbranden van een lucifer?
A
Exotherme reactie
B
Endotherme reactie

Slide 16 - Quizvraag

Welke stof heeft welk reagens?  
Water
Koolstofdioxide 
Zwaveldioxide 
Wit kopersulfaat
Broomwater
Kalkwater

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Video

Stoffenkennis
tot nu toe
(§5.2)

Slide 19 - Tekstslide

Vervolg mindmap naar §5.2

Slide 20 - Tekstslide

 Soorten reacties
Vormingsreactie:
meerdere beginstoffen --> 1 eindproduct

Ontledingsreactie:
1 beginstof --> meerdere reactieproducten

Verbrandingsreactie:
brandstof + zuurstof --> oxide(s)

Slide 21 - Tekstslide


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Onvolledige verbranding

Slide 22 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 23 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 24 - Quizvraag

Ontledingsreacties
De meeste ontledingsreacties zijn endotherm: Er is energie nodig om ze te laten verlopen.

Thermolyse: ontleding met behulp van warmte
Elektrolyse: ontleding met behulp van elektriciteit
Fotolyse: ontleding met behulp van licht

Slide 25 - Tekstslide

Bij een ontledingsreactie gaan moleculen kapot
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Bij een ontledingsreactie gaan atomen kapot
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
benzine(g) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g) + water(g)
B
water(l) -> waterstof(g) + zuurstof(g)
C
magnesium(s) + zuurstof(g) -> magnesiumoxide(s)
D
waterstof(g) + zuurstof(g) -> water(g)

Slide 28 - Quizvraag

Welke van de volgende reacties is een vormingsreactie?
A
benzine(g) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g) + water(g)
B
water(l) -> waterstof(g) + zuurstof(g)
C
magnesium(s) + zuurstof(g) -> magnesiumoxide(s)
D
waterstof(g) + zuurstof(g) -> water(g)

Slide 29 - Quizvraag

Welke van de volgende reactie is geen ontledingsreactie
A
Thermolyse
B
Verbranding
C
Electrolyse
D
Fotolyse

Slide 30 - Quizvraag


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming

Slide 31 - Quizvraag

Bij de fotolyse van zilverchloride is energie nodig in de vorm van ...
A
licht
B
warmte
C
elektriciteit
D
geluid

Slide 32 - Quizvraag

Met behulp van elektrische energie wordt aluminium gemaakt uit aluminiumerts. Dit is een ...
A
Thermolyse
B
Elektrolyse
C
Fotolyse
D
Geen ontleding

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

5.3: Overmaat  
Er is van 1 stof meer aanwezig dan je nodig hebt. 

Voorbeeld:
Reactie van calcium met zuurstof. 
Voor 5 gram calcium heb je 2,4 gram zuurstof nodig. 
Stel er is 3 gram zuurstof aanwezig. 
Dan is zuurstof met 3-2,4 = 0,6 gram in overmaat aanwezig. 

Slide 37 - Tekstslide

Als in een reactiemengsel een stof in overmaat is dan
A
is er van die stof het meeste
B
is er van die stof het minste
C
is het reactievat te groot
D
is er van die stof meer dan nodig

Slide 38 - Quizvraag

Waterstof en zuurstof reageren in massaverhouding 1:8. Van welke stof heb ik te veel als ik 4 gram waterstof laat reageren met 36 gram zuurstof?
A
Ik heb 4 gram waterstof teveel
B
Ik heb 4 gram zuurstof te veel
C
Ik heb 4 gram waterstof te weinig
D
Ik heb 4 gram zuurstof te weinig

Slide 39 - Quizvraag

waterstof en zuurstof reageren in massaverhouding 1:8. Heb ik te veel zuurstof als ik 4 gram waterstof laat reageren met 36 gram zuurstof?
A
Ja
B
ja, ik heb 4 gram te veel
C
nee, ik heb 0,5 gram waterstof te weinig
D
nee, ik heb 4 gram te weinig

Slide 40 - Quizvraag

3 g magnesium reageert met precies 2 g zuurstof tot magnesiumoxide. Men laat nu 36 g magnesium reageren met 26 g zuurstof. Hoeveel blijft er van welke stof over?
A
4 gram magnesium
B
2 gram zuurstof
C
33 g magnesium en 24 g zuurstof
D
alles gaat op

Slide 41 - Quizvraag

overmaat
                                  aluminium     +      zuurstof  --> aluminiumoxide
Massa verhouding:           9        :          8                              
                                  
Je hebt 210 g aluminium en 230 g zuurstof.
Welke stof is in overmaat?
Hoeveel van deze stof houd je over?

Slide 42 - Tekstslide

Welke stof is in overmaat en hoeveel van deze stof houd je over?
A
Al en je houdt 26 g over
B
O2 en je houdt 43 g over
C
Al en je houdt 23 g over
D
O2 en je houdt 6 g over

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Video