Voor welk product houd je eerst een onderzoek voordat je het koopt?
Slide 3 - Tekstslide
De Copeland classificatie
Slide 4 - Tekstslide
Unsought goods
Voor unsought goods heeft de consument weinig motivatie om zich erin te verdiepen. Het zijn eigenlijk producten die niet zo leuk zijn, maar je wel nodig hebt. Voorbeelden van unsought goods zijn verzekeringen, anti-virus software, maar ook naar de notaris gaan voor het opstellen van een testament is een voorbeeld van unsought goods. Voorbeelden van new unsought goods zijn producten waarvan de consument nog niet weet van het bestaan, omdat het product nog niet zo lang op de markt is.
Slide 5 - Tekstslide
Convenience goods
Slide 6 - Tekstslide
Convenience goods zijn producten die consumenten vaak kopen en waar ze weinig over nadenken. Convenience goods worden ook wel convenience producten genoemd. Convenience producten worden onderverdeeld in fast moving consumer goods, impulsgoederen en emergency goods.
FAST MOVING CONSUMER GOODS
zijn producten die dagelijks worden gekocht. Een voorbeeld hiervan is brood.
IMPULSGOEDEREN
worden gekocht zonder dat er een lang beslissingsproces aan vooraf gaat. Impulsgoederen worden spontaan gekocht of zoals de naam het al zegt in een impuls. Een voorbeeld van impulsgoederen is een rol snoep bij de kassa.
EMERGENCY GOODS
Emergency goods koop je op het moment dat je het daadwerkelijk nodig hebt. Een voorbeeld van emergency goods is een paraplu die je koopt wanneer het regent.
Convenience goods (soorten)
Slide 7 - Tekstslide
Shopping goods
Shopping goods zijn producten waar de consument enige moeite voor neemt voordat hij het koopt. Shopping goods worden eerst met elkaar vergeleken op bijvoorbeeld kwaliteit, prijs en stijl. Het aankoopproces is dan ook langer dan bij convenience goods.
Slide 8 - Tekstslide
Specialty goods
Specialty goods zijn producten waarvoor de consument bereid is moeite te nemen voor een aankoop. Het zijn producten met een hoge betrokkenheid en een hoge merkentrouw. Merkvoorkeur en status speelt een belangrijke rol bij specialty goods. De aankoopinspanning voor specialty goods zijn dan ook groot.
Slide 9 - Tekstslide
Indeling van goederen naar vraag
Er is geen relatie tussen 2 producten....?
Als de vraag naar zout stijgt dan zullen de consumenten niet minder bier drinken...
Maar als er veel zoute pinda's in een kroeg op de bar staan.. dan....
Slide 10 - Tekstslide
Indeling van goederen naar vraag:
Indifferente goederen
(onafhankelijk van elkaar)
Substitutie goederen
(vervanging van elkaar)
Complementaire goederen
(aanvullende goederen)
Slide 11 - Tekstslide
Indeling naar inkomen
Inferieure goederen
Goederen die je minder koopt als je inkomen stijgt
Noodzakelijke goederen
Goederen die noodzakelijk zijn en altijd gekocht worden
Luxe goederen
Goederen die je pas gaat kopen als je inkomen stijgt
Slide 12 - Tekstslide
Assortiment
Product niveau
dezelfde veters in andere kleuren
Product groep niveau
ronde, platte, korte, lange, veters
Assortiment niveau
Veters, inlegzolen, schoenpoets ect..
Slide 13 - Tekstslide
Assortiment / product mix
Breedte (veel of weinig variatie aan producten aanbod)
Diepte (veel of weinig keus binnen eenzelfde product)
Hoogte (laag prijzen / hoge prijzen)
Lengte (hoeveelheid merken binnen een product)
Consistentie (samenhang tussen producten)
Slide 14 - Tekstslide
Assortiment Consistentie
Productie verwantschap op dezelfde manier geproduceerd
Koop verwantschap veel of weinig advies bij verkoop nodig
Consumptie verwantschap producten die met elkaar verwant zijn
Slide 15 - Tekstslide
Module opdracht
Analyseer aan de hand van de begrippen het assortiment van een bedrijf naar keuze..: