Week 7 - WWS

Nederlands 
Hoe leer je een taal?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Hoe leer je een taal?

Slide 1 - Tekstslide

Woorden
Hiaat
Integer
Intrigeren

Slide 2 - Tekstslide

Woorden
Hiaat: plaats waar iets ontbreekt.
Integer: wie altijd eerlijk en betrouwbaar is.
Intrigeren: boeien en nieuwsgierig maken, bijzonder interesseren.

Slide 3 - Tekstslide

Welke 4 werkwoordsvormen ken je?

Slide 4 - Open vraag


WERKWOORDSPELLING
  1. Persoonsvorm tt
  2. Persoonsvorm vt
  3. Voltooid deelwoord
  4. Voltooid deelwoord als bn
  5. Tegenwoordig deelwoord
  6. Engelse werkwoorden
  7. Infinitief

Slide 5 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
  • Spel je op dezelfde manier als Nederlandse zwakke ww.
ik blog, jij blogt, ik blogde, wij blogden, geblogd.

  • Bij een aantal ww laat je de -e staan (uitspraak).
ik race, jij racet, ik racete, geracet.

  • Engelse ww die je op zijn NL uitspreekt krijgen geen dubbele medeklinker.
stressen: ik streste, gestrest.



Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg het woord 'coachen'
ik (tt)
jij (tt)
ik/jij (vt)
wij hebben

Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg het woord 'coachen'
ik (tt)
coach
jij (tt)
coacht
ik/jij (vt)
coachte
wij hebben
gecoacht

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeg het woord 'krijsen'
ik (tt)
jij (tt)
ik/jij (vt)
wij hebben

Slide 9 - Tekstslide

Vervoeg het woord 'krijsen'
ik (tt)
krijs
jij (tt)
krijst
ik/jij (vt)
krijste/krees
wij hebben
gekrijst/gekresen

Slide 10 - Tekstslide


PERSOONSVORM TT

  • ik-vorm
ik
  • ik- vorm+ t
hij/ zij / het/ je
  • hele werkwoord
zij/ jullie/ wij

*gebiedende wijs = ik-vorm
*ww voor ‘je’ = ik-vorm
*twijfel? vervang het door ‘lopen’
Hoor je ‘loopt’? dan is het ik-vorm+t



PERSOONSVORM VT

  • Wat is het hele werkwoord?
  • Haal -en van het werkwoord af
  • De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
  • Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? ik- vorm+ te(n)
  • Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? ik-vorm+ de(n)

Slide 11 - Tekstslide




VOLTOOID DEELWOORD

  • Wat is het hele werkwoord?
  • Haal -en van het werkwoord af
  • De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in ‘t ex-fokschaap
  • Staat de medeklinker wel in ‘t ex-fokschaap? +t
  • Staat de medeklinker niet in ‘t ex-fokschaap? +d


TEGENWOORDIG DEELWOORD

  • Hele ww + d(e)




VOLTOOID DEELWOORD ALS BN
  • Zo kort mogelijk opschrijven

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden. Bij twijfel kies je voor pv tt.
1. De gemeente ... (subsidiëren) het nieuwe project. 
2. ... (verwijzen) je huisarts jou door naar de specialist?
3. ... (beantwoorden) die mail vandaag nog even. 
4. Edward ... (besteden) veel aandacht aan de opmaak. 
5. De toeschouwers ... (juichen) toen de zanger zijn nieuwe album presenteerde. 
6. Elif ... (bereiden) gisteravond een uitgebreid driegangenmenu met vis en vlees. 
7. Toen de voetbalwedstrijd was afgelopen verlieten de supporters ... (lachen) het stadion.
8. Hij heeft behoefte aan een ... (luisteren) oor.
9. Het aspirientje ... (verlichten) de pijn. 
10. Het ... (besteden) bedrag is redelijk laag. 

Slide 14 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
1. subsidieert
2. verwijst
3. beantwoord
4. besteedt
5. juichten
6. bereidde
7. lachend
8. luisterend
9. verlicht
10. bestede

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
1. frustreren, vinden, appen 
De ... cabaretier ... het nu nog steeds vervelend als het publiek ... tijdens de voorstelling.
2. vinden, betekenen
... jij dat je na al die jaren hetzelfde werk te hebben gedaan, op dit moment nog steeds veel ... voor ons bedrijf?
3. worden, upgraden 
Het ... tijd dat ik dit softwareprogramma ..., want dan is mijn computer veel sneller.

4. landen, verlaten
Het vliegtuig ... op de ... Polderbaan.


 was.




Slide 16 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
5. branden, doven 
Gisteren ... het vuur nog lang voordat het ....
6. besteden, neerstorten
De journalist ... in de krant van morgen aandacht aan het vliegtuig dat gisteren ....
7. beëindigen 
In sommige gevallen zijn er omstandigheden, waardoor de overeenkomst toch kan worden ...
8. downloaden, resetten 
De ... software loopt steeds vast, waardoor Alex de computer nu al drie keer heeft .....
9. verbouwen, kosten
De onlangs ... badkamer heeft meer ... dan gedacht. 


Slide 17 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
1.  gefrustreerde, vindt, appt
2. vind, betekent
3.  wordt, upgrade
4. landt, verlaten
5.  brandde, doofde
6.  besteedt, neerstortte
7.  beëindigd
8.  gedownloade, gereset
9. verbouwde, gekost 

Slide 18 - Tekstslide

2.5 Alles door elkaar
Alle opdrachten maken
timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Oefentoets afmaken/nakijken
Klaar? Ga verder met 3F! (GRAM3)
3.1 , 3.2 , 3.3 , 3.4
timer
7:00

Slide 20 - Tekstslide