PBMZ: Coachen

PBMZ: Coachen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

PBMZ: Coachen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is volgens jou coachen?

Slide 2 - Open vraag

Coachen
  • Coachen houdt in dat je een medewerker, collega of team - coachee of coachees - helpt om werkgerelateerde doelen te verwezenlijken en zich verder te ontwikkelen. 
  • Als coach help je de ander leren. Niet door te onderwijzen, maar door te inspireren en te ondersteunen. 
  • Hierdoor ben je in staat het zelfreflecterende en zelfsturende vermogen van de coachee(s) optimaal te stimuleren.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer coachen?
  • Vergroten van zelfkennis en zelfvertrouwen. Wanneer een medewerker zichzelf beter leert kennen en weet wat zijn zwakke en sterke punten zijn, kan hij zelfbewust(er) zijn werkzaamheden verrichten.
  • Aanleren of aanscherpen van vaardigheden, bijvoorbeeld delegeren van taken, voeren van slechtnieuwsgesprekken of geven van presentaties.
  • Structuur brengen in (nieuwe) verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld het wegwijs raken in een nieuwe functie met nieuwe taken en verantwoordelijkheden: waar begin je? hoe stel je prioriteiten?
  • Wanneer iemand behoefte heeft aan een klankbord, omdat hij een solistische functie heeft of zich op 'eenzame hoogte' bevindt.

Slide 4 - Tekstslide

Competenties van
coachen?

Slide 5 - Woordweb

Competenties om te coachen
  • Zelfkennis. Een coach kent zijn mogelijkheden en beperkingen, heeft zelfvertrouwen en een authentieke en transparante manier van werken.
  • Visie. Als coach werk je vanuit een stevige eigen visie op coachen en leren.
  • Gespreksvaardigheden. Als coach ben je zeer goed in actief luisteren, samenvatten, vragen stellen en doorvragen.
  • Feedback geven en feedback ontvangen. Je signaleert gedrag- en denkpatronen en thema’s en confronteert de gecoachte daarmee.
  • Inlevingsvermogen. Je toont compassie en je hebt inlevingsvermogen, zodat je snel een beeld kunt vormen van de coachee, zijn werk en de werkcontext.
  • Integriteit. Je gaat zorgvuldig en vertrouwelijk om met informatie van en over de coachee.
  • Resultaatgerichtheid. Je werkt resultaat- en ontwikkelingsgericht en hebt daarbij een duidelijk doel voor ogen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

T-GROW coaching model
  • Om ervoor te zorgen dat er tijdens een coachingstraject progressie wordt geboekt, is het essentieel planmatig en gestructureerd te werk te gaan. 
  • Het T-GROW is een beproefd model om structuur aan te brengen in coachingsgesprekken én in het coachingstraject. T-GROW staat voor Topic, Goal, Reality, Options, Wrap-up (Way Forward) In het Nederlands: thema/onderwerp, doel, realiteit, opties en actieplan. 
  • De kracht van het T-GROW model zit in het doorlopen van een aantal overzichtelijke stappen die leiden tot een duidelijk eindresultaat. 
  • De gecoachte verheldert actief zijn probleem, bedenkt zelf oplossingen en verandert daardoor met positieve energie. 
  • Het is vergelijkbaar met het plannen van een reis. Het einddoel wordt bepaald evenals het vertrekpunt. Daarmee worden de route en alle mogelijke tussenstations zichtbaar.

Slide 8 - Tekstslide

Topic

Slide 9 - Tekstslide

Topic (thema)
In de eerste fase bepaalt de coach samen met de gecoachte het onderwerp voor het aanstaande coachingstraject. Het onderwerp kan alles zijn, bijvoorbeeld het beter geven van feedback aan medewerkers, het ontwikkelen van competenties van medewerker of van de gecoachte zelf en draagvlak creëren.

Slide 10 - Tekstslide

Goal

Slide 11 - Tekstslide

Goal (doel)
Vervolgens wordt de doelen gezamenlijk voor de korte én lange termijn vastgesteld. Uiteraard gebeurt dat SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Om de doelen van de coachee helder te krijgen, kan de coach de volgende vragen stellen:
  • Wat is belangrijk voor jou op het vlak van het gekozen onderwerp?
  • Wat is daar belangrijk aan voor jou?
  • Wat wil je bereiken op het vlak van het gekozen thema?
  • Hoe weet je dat je dat doel bereikt hebt?
  • Hoe weet je dat het probleem is opgelost?

Slide 12 - Tekstslide

Reality

Slide 13 - Tekstslide

Reality (realiteit)
De coach verkent samen met de gecoachte de actuele situatie. Het gaat er in deze fase om het gespreksthema te doorgronden en aan te scherpen. De coach zal de gecoachte te stimuleren tot zelfevaluatie en tot analyse van concrete voorbeelden. Het is in deze fase belangrijk dat de rode draad wordt vastgehouden. Om de actuele situatie te onderzoeken, kunnen de volgende vragen worden gesteld:
  • Wat gebeurt er nu? 
  • Wat, wanneer, wie, hoe vaak?
  • Wat is het resultaat daarvan? 
  • Waarom is het ingebrachte onderwerp een probleem? 
  • Wat zijn concrete voorbeelden?
  • Wat ging er tot nu toe mis? 
  • Hoe vind je het om te falen?
  • Wat ging er goed? 
  • Is het altijd een probleem of zijn er situaties waarin het goed of beter ging? 
  • Wat zijn belangrijke factoren? Wat heb je al ondernomen om het probleem op te lossen?

Slide 14 - Tekstslide

Options

Slide 15 - Tekstslide

Options (opties)
In deze fase worden ideeën gegenereerd die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van het probleem van de gecoachte. De kunst is een creatief denkproces op gang te brengen en vrijuit te brainstormen. De volgende vragen kunnen worden gesteld om het creatieve proces in gang te houden:
  • Wat zou je kunnen doen?
  • Wat zijn mogelijke alternatieven?
  • Wat zijn de voor- en nadelen van de opties (voor jezelf, anderen en context?)
  • Wat zou je doen als niets je tegenhield?

Slide 16 - Tekstslide

Wrap-up
De laatste stap van het T-GROW-model is het maken van een actieplan waarin de gecoachte beschrijft welke keuzes hij maakt en wat hij gaat doen binnen welk tijdsbestek. De volgende vragen kunnen helpen bij het opstellen van het actieplan:

Wat kun je doen om je doel te bereiken, en wanneer?Welke van de genoemde ideeën ga je uitvoeren?
Wat zijn de succescriteria?Wat is de eerste concrete stap die je nu kunt zetten?
Wat zijn de vervolgstappen?Wat zijn eventuele belemmeringen?
Hoe kun je daarop anticiperen?Hoe gemotiveerd ben je om deze optie uit te voeren?Wat heb je nodig om nog gemotiveerder te zijn?
Wat heb je nodig om je ideeën in de praktijk te brengen?
Hoe kan ik of je omgeving je daarbij helpen?
Zal je met dit actieplan je doel bereiken?

Slide 17 - Tekstslide

Wrap-up (actieplan)
De laatste stap van het T-GROW-model is het maken van een actieplan waarin de gecoachte beschrijft welke keuzes hij maakt en wat hij gaat doen binnen welk tijdsbestek. De volgende vragen kunnen helpen bij het opstellen van het actieplan:

  • Wat kun je doen om je doel te bereiken, en wanneer?
  • Welke van de genoemde ideeën ga je uitvoeren?
  • Wat zijn de succescriteria?
  • Wat is de eerste concrete stap die je nu kunt zetten?
  • Wat zijn de vervolgstappen?
  • Wat zijn eventuele belemmeringen?
  • Hoe kun je daarop anticiperen?
  • Hoe gemotiveerd ben je om deze optie uit te voeren?
  • Wat heb je nodig om nog gemotiveerder te zijn?
  • Wat heb je nodig om je ideeën in de praktijk te brengen?
  • Hoe kan ik of je omgeving je daarbij helpen?
  • Zal je met dit actieplan je doel bereiken?

Slide 18 - Tekstslide

2

Slide 19 - Video

02:25
Wat gaat hier
niet goed?

Slide 20 - Woordweb

06:00
Wat gaat er goed?

Slide 21 - Woordweb

Kracht van het filmpje!
Coachen is meer dan goed luisteren en vragen stellen. Je moet je neiging om met oplossingen te komen stevig onderdrukken. Door te vragen naar opties komt de medewerker zelf tot een oplossing waar zij/hij verantwoordelijkheid voor neemt

Slide 22 - Tekstslide

Deelopdracht 1:
Googlesite opdracht 15

Slide 23 - Tekstslide