Samen lezen blz. 224-225Controleerbare feiten of onderzoek = een feit dat controleerbaar is --> meestal valide
Ervaring (empirisch argument) = een voorval dat je zelf hebt beleefd --> valide als het om ervaringen gaat die feitelijk hebben plaatsgevonden en niet eenmalig is
Gezag of autoriteit (gezagsargument) = een beroep of autoriteit/deskundige (als hij het zegt, moet het wel zo zijn) of op een betrouwbare bron (rapport, woordenboek enz.)
Vergelijking (analogie) = een vergelijking -->valide als de vergelijking gebaseerd is op feiten en niet op gevoelens, geloof, mening
Voorbeelden = voorbeelden die het standpunt ondersteunen
Nuttige of gewenste gevolgen=het nut of gewenste gevolg uit te leggen-->valide als de inhoud echt het gevolg is van de stelling
Ongewenste gevolgen =ongewenst gevolg uit te leggen --> valide als de inhoud echt het gevolg is van de stelling
Veronderstellingen of vermoedens=een verwachting of veronderstelling wordt gegeven --> valide als het uit onderzoek komt
Persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)=persoonlijke overtuiging, religie --> subjectieve argumenten
Emoties (emotioneel argument) = gebaseerd op een gevoel of intuïtie --> subjectief, zeer persoonlijk en daardoor niet sterkt