Opdracht 6 (eindopdracht)

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 2 - Quizvraag

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
gisteravond
B
hebben
C
voorgelezen
D
veel mensen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
gisteravond
B
hebben
C
voorgelezen
D
hebben voorgelezen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
alle ouders
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
een verhaal
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
een verhaal
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland

Slide 13 - Quizvraag

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in de zin:
Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.

Slide 14 - Open vraag