ROUS - 5.15 t/m 5.20

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
11. Voorbeelden geven van inferieure, primaire, luxe en normale goederen
12. Het verband beschrijven tussen de aard van een goed en in hoeverre het een goed inkomen elastisch of - inelastisch is

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de definitie van de prijselasticiteit van de vraag.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Prijselasticiteit van de vraag (Ev)
Definitie prijselasticiteit van de vraag: De reactie van de vraag naar een product of dienst op een prijsverandering van een product of dienst.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag reageert op prijsverandering
Prijselasticiteit -> effect op de omzet?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De prijs van een frikandelbroodje stijgt met 10%
De vraag daalt met 15%
Mijn omzet:
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de prijselasticiteit van de vraag -1,4 is, dan is de vraag prijselastisch. De vraagverandering is dan ...I... dan de prijsverandering. Bij een prijsdaling zal de omzet ...II...
A
I. kleiner, II. dalen
B
I. kleiner, II. stijgen
C
I. groter, II. dalen
D
I. groter, II. stijgen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire en luxe goederen (5,11)
De vraag reageert anders op prijsveranderingen bij primaire goederen in vergelijking met luxe goederen.

  • Bij primaire goederen reageert de vraag weinig op prijsveranderingen.
Voorbeeld: kraanwater wordt stukken goedkoper, je gaat dan niet ineens liters meer kopen.
  • Bij luxe goederen reageert de vraag sterk op prijsveranderingen.
Voorbeeld: bij Black Friday zie je een grote vraagverandering bij een prijsdaling.



Slide 9 - Tekstslide

Vraag reageer op prijsverandering
Inferieure goederen(11,12)
Bij een hoger inkomen ga je minder inferieure goederen kopen. Je stapt over van B- naar A-merk bijvoorbeeld. 
Of gaat nu naar AH ipv de Aldi.

                          Inkomen +10%, afzet -5% 
                                  -5%/ 10%= -0,5  negatieve uitkomst Ey

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primaire goederen
Luxe goederen
Inferieure
Grafiek A
Grafiek B
Grafiek C

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

inferieure goederen, je gaat er minder van kopen als je inkomen stijgt.
Luxe je ziet een drempel inkomen
primaire goederen, je ziet een verzadiging optreden. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er bestaat ook een verband tussen de gevraagde hoeveelheid en het inkomen: de inkomenselasticiteit van de vraag --> Ey of Ei
Als je inkomen omhoog gaat, koop je dan ook van alles meer ? Het antwoord is nee.

(1) Primaire goederen: goederen die je nodig hebt om te kunnen leven. Het verband tussen de vraag en het inkomen is positief, maar vanaf een bepaald inkomen is er sprake van verzadiging.

vb. Je zal meer boodschappen halen, maar niet oneindig. Want meer dan je op kan (of past in je koelkast) doe je niet.

Primaire goederen reageren niet sterk op een inkomensverandering. Ze zijn dus inelastisch.

Inkomenselasticiteit (11,12)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(2) Luxe goederen: goederen die niet noodzakelijk zijn, maar die het leven aangenamer maken. Het verband tussen de vraag en het inkomen is positief

Vb. Bepaalde producten kopen mensen pas als ze een hoger inkomen hebben, bij een lager inkomen beperken ze zich tot het noodzakelijke (primaire goederen).

Luxe goederen reageren sterk op een inkomensverandering. Ze zijn dus elastisch.

Inkomenselasticiteit (11,12)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(3) Inferieure goederen: Inferieure goederen zijn goederen waarvan je minder gaat kopen als het inkomen stijgt. Het verband tussen vraag en inkomen is negatief.






Inferieure goederen reageren verschillend op een inkomensverandering, maar de Ey is altijd negatief vanwege het negatieve verband.
Vb. Uit onderzoek is gebleken dat we minder gehakt en aardappelen kopen als ons inkomen stijgt. Je eet wel net zo veel, maar je kiest andere, vaak duurdere, producten.
Vb2. Een vakantie in NL doe je minder vaak als je inkomen stijgt, een vakantie in het buitenland juist vaker.
Vb3. Als je een hoger inkomen hebt koop je eerder een vrijstaande woning, dan een appartement, rijtjeswoning of sociale huurwoning.
Inkomenselasticiteit (11,12)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken 5.15 t/m 5.20

Klaar? Nakijken, zelftest, leerdoelen hoofdstuk 5


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies