Blok 2 herhalen

persoonlijk
voornaamwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

persoonlijk
voornaamwoorden

Slide 1 - Woordweb

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
'De hond blaft als hij de deurbel hoort.'

Slide 2 - Open vraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
'Bij het aanbreken van de dag, bak jouw vader altijd een eitje voor jou.'

Slide 3 - Open vraag

Welk persoonlijk voornaamwoord past in de zin:
'Mieke ligt in bed. _____ leest een boek.'
A
mij
B
hij
C
zij
D
u

Slide 4 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord past in de zin:
'Mijn broer en ik gaan naar de bios. _____ vinden dat gezellig.'
A
wij
B
hij
C
zij
D
jullie

Slide 5 - Quizvraag

bezittelijk
voornaamwoorden

Slide 6 - Woordweb

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Ik heb gereageerd op uw vacature.'

Slide 7 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Ons bedrijf is op zoek naar uitzendkrachten.'

Slide 8 - Open vraag

Welk bezittelijk voornaamwoord past in de zin:
Moeder vraagt: 'Joost, zijn dat __________ schoenen in de gang?'
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
onze

Slide 9 - Quizvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord past in de zin:
'Ik ben verdrietig, want ik ben __________ ketting kwijt.'
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
onze

Slide 10 - Quizvraag


A
atletisch
B
sjokken
C
de tactiek
D
snellen

Slide 11 - Quizvraag


A
de concurrent
B
rakelings
C
de vrijetijdsbesteding
D
afleggen

Slide 12 - Quizvraag

Maak een zin met de woorden 'rakelings' en 'ontwijken'.

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met de woorden 'estafette' en 'aanstormen'.

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met de woorden 'snellen' en 'sjokken'.

Slide 15 - Open vraag


A
afwisselend
B
het comfort
C
volstrekt
D
eigentijds

Slide 16 - Quizvraag


A
ingrijpend
B
de variant
C
royaal
D
behoorlijk

Slide 17 - Quizvraag

'De hele tijd hetzelfde.'
A
monotoon
B
de variant
C
eigenaardig
D
compact

Slide 18 - Quizvraag

'dicht op elkaar of klein.'
A
afwisselend
B
behoorlijk
C
heldhaftig
D
compact

Slide 19 - Quizvraag

Maak een zin met de woorden 'heldhaftig' en 'ingrijpend'.

Slide 20 - Open vraag