Frans: werkwoorden

Cours de français
le 6 mai 2019
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cours de français
le 6 mai 2019

Slide 1 - Tekstslide

Qu'avez vous fait pendant les vacances?
A
J'ai visité un musée ou un parc d'attractions
B
Je suis parti(e) en vacances
C
J'ai fait mes devoirs
D
J'ai rencontré des amis

Slide 2 - Quizvraag

Welke werkwoordstijd hebben jullie gebruikt in de vorige vraag?
A
présent (ott)
B
passé composé (vtt)
C
imparfait (ovt)
D
futur (tt)

Slide 3 - Quizvraag

In welke tijd staat de zin?
Tu écoutais la radio?
A
présent (ott)
B
imparfait (ovt)
C
passé composé (vtt)
D
futur (tt)

Slide 4 - Quizvraag

Elle chantera la chanson
A
présent (ott)
B
passé composé (vtt)
C
futur (tt)
D
imparfait (ovt)

Slide 5 - Quizvraag

J'aime le français
A
futur (tt)
B
imparfait (ovt)
C
passé composé (vtt)
D
présent (ott)

Slide 6 - Quizvraag

Frans werkwoordstijden: wie kent ze al?

Julie gaan zo oefenen met de regelmatige werkwoorden. 

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur 

Slide 7 - Tekstslide

Présent = onvoltooid tegenwoordige tijd
Passé Composé = voltooid tegenwoordige tijd
Imparfait = onvoltooid verleden tijd
Futur  = de toekomende tijd

Slide 8 - Tekstslide

Welke regelmatige werkwoorden
kennen jullie?

Slide 9 - Woordweb

Werkblad regelmatige werkwoorden
  • Tafelgroepjes
  • Kies een regelmatig werkwoord met je groepje
  • Ga naar http://dobbelsteen.virtuworld.net/ 
  • Pak je boek en vul het werkblad in!

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Gooi de dobbelsteen!
Maak een zin met het werkwoord in de présent                                                                      Bedenk een zin met de imparfait (singulier)                            

Bedenk een zin  met imparfait (pluriel)                                                                                       Bedenk een zin met passé composé (singulier)                

Bedenk een zin met passé composé (pluriel)                                                                           Maak een zin met het werkwoord in de futur
singulier = je, tu, il, elle, on
pluriel = nous, vous, elles, ils

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Zet in de futur: j'écoute la radio.

Slide 12 - Open vraag

Zet in de imparfait: ils chantent une chanson.

Slide 13 - Open vraag

Zet in de passé composé: Je danse avec toi.

Slide 14 - Open vraag

Extra oefenen met werkwoorden


http://www.verbuga.eu/

Slide 15 - Tekstslide