Week 24 - les 1

Nederlands 
week 24 - les 1
Vorige week heb je aandacht besteed aan het tekstdoel (amuseren, informeren, overtuigen of activeren)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
week 24 - les 1
Vorige week heb je aandacht besteed aan het tekstdoel (amuseren, informeren, overtuigen of activeren)

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- herhalen tekstdoelen (er volgt zo een samenvatting)
- oefenen met tekst en beeld (er volgt zo een korte uitleg)

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling tekstdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Tekst en beeld
Vaak staan er illustraties bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. De schrijver kan met een illustratie verschillende doelen hebben. 
Hij wil:
de tekst verfraaien. Hij kiest een illustratie die bij de tekst past.
de aandacht trekken. Hij kiest voor een opvallende afbeelding bij de tekst.
informatie uit de tekst verduidelijken. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel.
informatie uit de tekst aanvullen. Hij laat bijvoorbeeld op een kaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.

Slide 4 - Tekstslide

Je leest een recensie over de film "Rundfunk: jachterwachter". Wat is het doel van de schrijver:
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 5 - Quizvraag

Je leest een stripje in de krant. Wat is het tekstdoel van de schrijver?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet bij een bushokje een reclame van "De lekkere maaltijdbox van Marley Spoone". Wat is het doel van de schrijver/bedenker van deze reclame?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 7 - Quizvraag

Je leest in je studieboek Nederlands over "Het doel van een tekst", wat is de bedoeling van de schrijver?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van illustraties die bij een tekst kunnen staan
(tip zie sheet 4)

Slide 9 - Open vraag

Welke 4 verschillende doelen kan de schrijver hebben met een illustratie? (Tip zie sheet 5)

Slide 10 - Open vraag

Leesopdracht
Je krijgt nu een tekst die in stukjes is gehakt. Lees eerst alle stukjes, daarna volgen de vragen.
Beantwoord elke vraag zo goed mogelijk. 
Als er wordt gevraagd waarom je voor een antwoord hebt gekozen, leg je dat ook uit.
Succes!

Slide 11 - Tekstslide

Waar blijven mijn anti-griep-chips?
[1]
Het is een vervelende regel die bijna altijd opgaat. Als iets lekker is, is het meestal ook ongezond. Kijk, ik houd best van salades en kruidenthee, maar die halen het niet bij ongezonde snacks. Omdat ik toch op mijn gezondheid wil letten, moet ik me dus eigenlijk altijd inhouden als iemand trakteert op taart of als er schalen met bitterballen rondgaan op een feestje.

Slide 12 - Tekstslide

[2]
Maar er is hoop! Er is steeds meer bewijs dat chocolade erg gezond is. Zo schrijft een groep wetenschappers dat chocola kan helpen tegen ernstige ziektes. Flink wat cacao-extract zou ervoor kunnen zorgen dat je minder snel geestelijk aftakelt of aan een andere nare aandoening ten prooi valt. Het is dus mogelijk om gezond te blijven en toch iets lekkers te eten. Dat lijkt me ideaal.

Slide 13 - Tekstslide

[3]
Maar word je daar dan niet superdik van? Nou, dat valt best mee. Ook hier is de wetenschap mij goed gezind: mensen die regelmatig chocola eten, zijn juist dunner. Je moet dan wel gaan voor heel donkere varianten met weinig suiker. Dat is dan weer jammer. Ook mag je elke dag maar een paar kleine brokjes opknabbelen. Dat is dubbel jammer.

Slide 14 - Tekstslide

[4]
Zo gaat het eigenlijk altijd met dit soort dingen. Op het eerste gezicht lijkt iets geweldig nieuws, maar als je dan goed doorleest, valt het toch weer tegen. De meeste repen helpen dan ook helemaal niet tegen ziektes. De cacao wordt in fabrieken zo verwerkt, dat bijna alle goede stofjes eruit gehaald worden. Je kunt hooguit die goede stofjes in een pil stoppen.

Slide 15 - Tekstslide

[5]
Maar op een pil zit ik niet te wachten. Ik wil gewoon een brok witte chocola die me gezond houdt en me niet dik maakt. Kom op, wetenschappers en uitvinders, doe een beetje je best. Patat waar je een goede conditie van krijgt, moet toch niet zo moeilijk zijn? Ik wil pizza voor sterke botten! Bitterballen tegen verkoudheid! En waar blijven mijn anti-griep-chips!?
Naar: Sytse, 7Days, 25 september 2015

Slide 16 - Tekstslide

Illustratie bij tekst 1 
Waar blijven mijn anti-griep-chips?

Slide 17 - Tekstslide

Wat vind je van de tekst die je gelezen hebt? Geef minstens 2 beoordelingswoorden (geen leuk of stom) en leg uit waarom je voor die woorden gekozen hebt.

Slide 18 - Open vraag

Geef uit alinea 2, 3 of 4, twee verschillende woorden waarvan je de betekenis niet weet.

Slide 19 - Open vraag

Let goed op: nu volgen er 9 vragen, je hoeft er 2 niet te maken. Je mag zelf kiezen welke 2
Tip: sommige vragen zijn makkelijk en andere zijn moeilijk. Dat zie je aan het aantal sterretjes (3 sterretjes is het moeilijkst, 1 sterretje is het makkelijkst)
Bedenk zelf wat je wilt oefenen! 

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 1 *:
'Het is een vervelende regel die bijna altijd opgaat.' (al. 1)
Wat is die regel?

Slide 21 - Open vraag

Vraag 2 *
"Maar er is hoop!" (al. 2) de schrijver vindt dat ....
A
omdat cacao-extract nare ziektes kan voorkomen
B
omdat chocolade kan helpen tegen ernstige ziektes
C
omdat er steeds meer bewijs is dat chocolade erg gezond is
D
omdat het toch mogelijk lijkt dat iets lekkers ook gezond is

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 3 **:
Welk tekstverband (chronologisch, opsommend, toelichten of tegenstellend) herken je tussen de tweede en de derde zin van alinea 2?

En aan welk signaalwoord herken je dat tekstverband?

Slide 23 - Open vraag

Vraag 4 ***:
'Ook hier is de wetenschap mij goed gezin [..].' (al.3)
Wat betekent 'de wetenschap is mij goed gezind'
A
wetenschappers zeggen dingen die gezond voor mij zijn.
B
wetenschappers zeggen dingen die ongezond voor mij zijn.
C
wetenschappers zeggen dingen die negatief voor mij zijn.
D
wetenschappers zeggen dingen die positief voor mij zijn.

Slide 24 - Quizvraag

Vraag 5 ***
'Ook hier is de wetenschap mij goed gezind [...]' (al. 3)
Waarom gebruikt de schrijver het woordje ook?

Slide 25 - Open vraag

Vraag 6 **
'Zo gaat het eigenlijk altijd met dit soort dingen.'
(al. 4)
Waarnaar verwijst "Zo"?

Slide 26 - Open vraag

Vraag 7 *
'Maar op een pil zit ik niet te wachten.' (al. 5)
Waarom zit de schrijver niet op een pil te wachten?

Slide 27 - Open vraag

Vraag 8 **
Wat is het belangrijkste doel van deze tekst: amuseren, informeren, overtuigen of activeren. Leg ook uit waarom!

Slide 28 - Open vraag

Vraag 9 *
Wat is het doel van de afbeelding bij deze tekst? De tekst verfraaien, aandacht trekken, informatie verduidelijken of informatie aanvullen. Leg ook uit waarom!

Slide 29 - Open vraag