B1 Lezen hst 6

Vandaag: Lezen hoofdstuk 6
blz. 162-163

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag: Lezen hoofdstuk 6
blz. 162-163

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen
- onderwerp / oriënterend lezen
- deelonderwerpen / globaal lezen
- hoofdgedachte / precies lezen
- zoekend lezen

Slide 2 - Tekstslide

Koppel de tekstverbanden aan de juiste betekenis.
Geeft aan in welke tijdsvolgorde iets is gebeurd. (Ten eerste, daarna, toen)
Meerdere zaken worden achter elkaar genoemd. (En, ook, bovendien)
Twee tegenovergestelde zaken worden genoemd. (Maar, echter, hoewel)
Er wordt extra informatie gegeven in de vorm van uitleg of een voorbeeld. (zoals, neem nou, bijvoorbeeld)

opsommend verband

toelichtend verband

chronologisch verband

Tegenstellend verband

Slide 3 - Sleepvraag

Vorige hoofdstuk
amuseren, informeren, overtuigen, activeren! 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

We lezen nu samen de tekst
Waar blijven mijn anti-griep-chips?
blz. 163

Slide 10 - Tekstslide

1. 'Het is een vervelende regel die bijna altijd opgaat.' (al. 1) Wat is die regel?

Slide 11 - Open vraag

2. 'Maar er is hoop!' (al. 2) De schrijver vindt dat...
A
omdat cacao-extract nare ziektes kan voorkomen.
B
Omdat chocolade kan helpen tegen ernstige ziektes.
C
omdat er steeds meer bewijs is dat chocolade erg gezond is.
D
omdat het toch mogelijk lijkt dat iets lekkers ook gezond is.

Slide 12 - Quizvraag

3. Welk tekstverband herken je tussen zin 2 en 3 van alinea 2?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 13 - Quizvraag

4. Aan welk signaalwoord herken je het toelichtende verband?

Slide 14 - Open vraag

5. "Ook hier is de wetenschap mij goed gezind." (al. 3) Wat betekent dit?
A
Wetenschappers zeggen dingen die gezond voor mij zijn.
B
Wetenschappers zeggen dingen die ongezond voor mij zijn.
C
Wetenschappers zeggen dingen die negatief voor mij zijn.
D
Wetenschappers zeggen dingen die positief voor mij zijn

Slide 15 - Quizvraag

6. "Ook hier is de wetenschap mij goed gezind." (al. 3) Waarom gebruikt de schrijver het woord 'ook'?

Slide 16 - Open vraag

7. "Zo gaat het eigenlijk altijd met dit soort dingen." (al. 4) Waarnaar verwijst 'Zo'?

Slide 17 - Open vraag

8. Waarom zit een schrijver niet op een pil te wachten? (al. 5)

Slide 18 - Open vraag

9. Wat is het doel van de tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 19 - Quizvraag

10. Wat is het doel van de afbeelding?
A
verfraaien: Het is een mooi plaatje dat bij de tekst past.
B
aandacht trekken: het plaatje is wat vreemd en trekt de aandacht.
C
verduidelijken: informatie is extra overzichtelijk weergeven.
D
aanvullen: informatie uit de tekst wordt aangevuld met dit plaatje.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe gaat het met de boek 4?
gekozen en laten controleren.
gekozen en
Ik moet nog een boek
Ik heb nog geen boek.
anders

Slide 21 - Poll