Les 9 2HD

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Terugblik

Huiswerk:

Maak de zelftoets van hoofdstuk 2.1 & hoofdstuk 2.2 (online)

Hoe is dit gegaan?

Maak van hoofdstuk 4.1 opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 af (blz. 101 t/m 108)

Nog vragen?

Vragend, aanwijzend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord (blz. 108)

Even oefenen

Vragend/aanwijzend/betrekkelijk of onbepaald voornaamwoord?

1. Het was de vraag wat deze jongens gingen vertellen aan de agent die alles gezien had .
   
2. Weet jij wie via internet tickets heeft gekocht voor dit concert dat in juli plaatsvindt ?
   
3. Op wat voor fiets rijdt je broer tegenwoordig rond ? Een model dat iedereen heeft ?
   
4. Elke gast verbaasde zich over het verhaal dat die man vertelde .
   

1. wat (vragend), deze (aanwijzend), die(betrekkelijk), alles (vragend)

2. wie (vragend), dit (aanwijzend), dat (betrekkelijk)

3. wat voor (vragend), dat (betrekkelijk), iedereen (vragend)

4.  elke (vragend), dat (betrekkelijk), die (aanwijzend)

Antwoorden

H4.3 Formuleren (blz. 120)

Klassikaal opdracht 18 (blz. 120)

Stijlregel 9

Opdracht 19 en 20

Maak opdracht 19 en 20 (blz. 120-121) (10 minuten)

We kijken het samen na. 

Aan de slag/huiswerk

Aan de slag/Huiswerk

H4.1 (blz. 108 t/m 111) opdracht 6 t/m 8 maken.

Lees het theorieblok van stijlregel 10: Plaats komma's op de juiste plaats. 

Maak opdracht 21 (blz. 121-122)

Lees het theorieblok van stijlregel 17: Citeer volgens de regels en theorieblok stijlregel 15: Kies de juiste toon.

Maak opdracht 22 en 23 (blz. 122-124)