V4 Ser - estar - hay - tener

¿Qué tal?
😒🙁😐🙂😃
1 / 21
volgende
Slide 1: Poll
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

¿Qué tal?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

Objetivos de hoy
Je weet (weer) wat het verschil is in gebruik tussen ser, estar, tener en haber.
Je kunt deze vier werkwoorden gebruiken om iets of iemand te omschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Ser
- Ser = zijn: kenmerken, beroepen, identiteit, nationaliteit...
- Ser de = komen uit

Slide 4 - Tekstslide

Estar
- Estar = zich bevinden (está en Holanda)
- Estar = zijn: humeur, tijdelijke toestand (está triste)
- Estar + gerundio = aan het doen zijn (está cantando)

Slide 5 - Tekstslide

Tener
- Tener = hebben
- Tener años = jaren oud zijn

Slide 6 - Tekstslide

Haber
- Hulpwerkwoord van de perfecto (he cantado)
- Bijzondere vorm HAY = er is, er zijn
- Behalve "hay" hebben de vormen los geen betekenis!

Slide 7 - Tekstslide

El banco ____ al lado del supermercado.
timer
0:15
A
es
B
está
C
tiene
D
hay

Slide 8 - Quizvraag

En la foto ____ dos chicas.
timer
0:15
A
son
B
están
C
tienen
D
hay

Slide 9 - Quizvraag

En la foto ____ dos chicas.
timer
0:15
A
son
B
están
C
tienen
D
hay

Slide 10 - Quizvraag

La escuela _____ muy grande.
timer
0:15
A
es
B
está
C
tiene
D
hay

Slide 11 - Quizvraag

La chica _____ musulmana.
timer
0:15
A
es
B
está
C
tiene
D
hay

Slide 12 - Quizvraag

Los chicos _____ comiendo tapas.
timer
0:15
A
son
B
están
C
tienen
D
hay

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Karaktereigenschappen in het Spaans

Slide 15 - Woordweb

Soorten humeur in het Spaans

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Describe la foto
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide