Over taal blok 5 les 3

Doel van deze les

Aan het eind van de les kun/ weet je:

  • Wat een dubbele ontkenning is
  • wat een verhaspeling is 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les

Aan het eind van de les kun/ weet je:

  • Wat een dubbele ontkenning is
  • wat een verhaspeling is 

Slide 1 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
Je gebruikt twee ontkennende woorden. Die heffen elkaar dus eigenlijk weer op.

1. Hij gebruikt nooit geen suiker
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het schoolfeest komen.

Slide 2 - Tekstslide

Verhaspeling

Twee woorden of uitdrukkingen die qua betekenis op elkaar lijken zijn door elkaar gehaald.


Vb. Hij rookt als een ketting.

Hij rookt als een ketter of hij is een kettingroker

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een dubbele ontkenning
A
twee woorden die hetzelfde betekenen
B
twee woorden die tegenovergesteld zijn
C
twee woorden die een ontkenning aangeven
D
twee woorden die hetzelfde klinken

Slide 4 - Quizvraag

wat is een verhaspeling
A
twee woorden die tegenovergesteld zijn.
B
twee woorden die hetzelfde betekenen.
C
twee woorden die door elkaar worden gehaald.
D
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een verhaspeling?
A
nakijken
B
opbellen
C
optelefoneren
D
autorijden

Slide 6 - Quizvraag

Nog een ander voorbeeld van een verhaspeling:
A
nakijken
B
opnoteren
C
opschrijven
D
verzamelen

Slide 7 - Quizvraag

Als iemand onbedoeld woorden of uitdrukkingen door elkaar haalt, dan noem je dat een:
A
verhaspeling
B
herhaling
C
synoniem
D
overbodig woord

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.

Slide 9 - Quizvraag

Wij hebben nooit geen probleem
A
herhaling
B
overbodig woord
C
dubbele ontkenning
D
verhaspeling

Slide 10 - Quizvraag

De dokter ontkent iets met het misdrijf te maken te hebben.
A
Dubbele ontkenning
B
Geen fout
C
verhaspeling

Slide 11 - Quizvraag

Zelf aan de slag

Basis: Blok 5 Over taal maken opdrachten 1, 3 en 4 


Kader: Blok 5 Over taal maken opdrachten 1, 4 en 5 

Slide 12 - Tekstslide