In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Producten van voortgezette assimilatie
Slide 2 - Woordweb
Wat is voortgezette assimilatie?
A
omzetten van glucose in nitraat
B
omzetten van glucose in een anorganische stof
C
omzetten van glucose in een andere energierijke organische stof
D
omzetten van glucose in warmte
Slide 3 - Quizvraag
Het maken van eiwitten uit aminozuren is
A
dissimilatie
B
assimilatie
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van voortgezette assimilatie?
A
fotosynthese
B
zetmeel maken uit glucose
C
verbranding van zetmeel
D
verbranding van glucose
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Studiewijzer
Slide 7 - Tekstslide
Studiewijzer
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Bij verbranding van welke voedingsstof komt de meeste energie vrij?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Maakt niet uit
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij dissimilatie?
A
Anorganische stoffen worden afgebroken. Dit kost energie.
B
Anorganische stoffen worden afgebroken. Dit levert energie op.
C
Organische stoffen worden afgebroken. Dit kost energie.
D
Organische stoffen worden afgebroken. Dit levert energie op.
Slide 20 - Quizvraag
Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke omschrijving is juist?
A
Aeroob is met zuurstof
Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof
Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose
Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose
Anaeroob is met
Slide 21 - Quizvraag
Wat levert het meeste ATP op wanneer 1 glucose-molecuul wordt verbrand?
A
Melkzuurgisting
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Alcoholgisting
Slide 22 - Quizvraag
Iemand heeft zelf aardbeienjam gemaakt. Na een paar maanden opent hij een pot jam. Bij het openen van de pot komt er wat gas vrij. De jam ruikt naar alcohol. Welke omzetting heeft in deze pot jam plaatsgevonden?
A
dissimilatie van glucose met zuurstof waarbij alcohol en CO2 zijn ontstaan
B
dissimilatie van glucose zonder zuurstof waarbij alcohol en O2 zijn ontstaan
C
dissimilatie van glucose zonder zuurstof waarbij alcohol en CO2 zijn ontstaan
D
dissimilatie van glucose met zuurstof waarbij alcohol en O2 zijn ontstaan
Slide 23 - Quizvraag
In welk van de zinnen staat het gistingsproces correct omschreven?
A
Onder aërobe omstandigheden breken gistcellen suikermoleculen af tot koolstofdioxide en ethanol
B
Onder aërobe omstandigheden breken gistcellen suikermoleculen af tot zuurstof en ethanol
C
Onder anaerobe omstandigheden breken gistcellen suikermoleculen af tot koolstofdioxide en ethanol
D
Onder anaerobe omstandigheden breken gistcellen suikermoleculen af tot zuurstof en ethanol
Slide 24 - Quizvraag
Van welk stofwisselingsproces zal dit waarschijnlijk een onderdeel zijn?