‹Terug naar zoeken

Unit 1 Lesson 5 part 1

Unit 1 England the North West Lesson 5 Writing
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 1 England the North West Lesson 5 Writing

Slide 1 - Tekstslide

Doe direct:
Book page 8
pen
Agenda:
Unit 1: lesson 1




Alle woordjes van Unit 1 (p. 43 t/m 49) Expressions hoeft niet.

Present perfect (p. 44) Present perfect continuous hoeft niet.
Past simple & past continuous (p. 48)
Extra uitleg op p. 228
Comparisons p. 51
Relative pronouns p. 50






16 October -

Test Unit 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals
Grammar:
  • Who, Whose, Whom, Which, That
  • Comparisons
Words:
  • Personality and behaviour

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use the right comparison:
> Jessy is ______ my mum.
A
funnyer than
B
funnier than
C
more funny than
D
the most funny

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Comparisons
She is wearing ... (beautiful) dress.
A
more beautiful than
B
beautifuller than
C
the most beautiful
D
the beautifullest

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Comparisons:
That girl is ...... (smart) than her sister.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Comparisons
That tail is the ..... (long).

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison
Katy is ..... (happy) her friend.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Comparisons:
My mother is ....... (intelligent) woman I know!

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 woorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose, who en whom

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Farid is someone ... speaks very slowly.
A
who, that, x
B
who, that
C
which, whose
D
whom, x

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Crafts is something ....... I can't get enough of.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


When can THAT be used?

A
with animals
B
with things
C
with people
D
with commas in the sentence

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The man .... picture is in the paper is the main suspect.
(Who/whom/whose/which/that)

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in the blanks. Choose from the words:
who / whose / whom / which / that / x.
Give all possibilities. Verdeel met / en noteer in volgorde zoals het hier staat)

This is the man.... house in on fire

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in the blanks. Choose from the words:
who / whose / whom / which / that / x.
Give all possibilities. Verdeel met / en noteer in volgorde zoals het hier staat)

The men, four of .... are ill, were indicted for fraud

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in the blanks. Choose from the words:
who / whose / whom / which / that / x.
Give all possibilities. Verdeel met / en noteer in volgorde zoals het hier staat)

Mandy is the girl...... I met on Friday

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in the blanks. Choose from the words:
who / whose / whom / which / that / x.
Give all possibilities. Verdeel met / en noteer in volgorde zoals het hier staat)

The CD .... she gave me is great

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in the blanks. Choose from the words:
who / whose / whom / which / that / x.
Give all possibilities. Verdeel met / en noteer in volgorde zoals het hier staat)

I haven't seen Frank, ...... brother is five, for a long time now.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
11th of October

Unit 1: Lesson 5
Ex. 1 till 6

Study words + expressions Lesson 5

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze

unit 1.5: who, whose, whom, which, that & comparisons

- Les met 27 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

unit 1.5: who, whose, whom, which, that & comparisons

- Les met 14 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

unit 1.5: who, whose, whom, which, that & comparisons

- Les met 14 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Comparisons and who, whose etc.

- Les met 30 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Comparisons and who, whose etc.

- Les met 30 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

4OktoberWhoetc+Comparisons

- Les met 33 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

unit 1.5: who, whose, whom, which, that & comparisons

- Les met 23 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Unit 2.5 - Who, Whose, Which & that

- Les met 14 slides
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2