bespreken SO hoofdstuk 2 en oefeningen

bespreken SO hoofdstuk 2 en oefeningen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

bespreken SO hoofdstuk 2 en oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

Overdrachtsinkomen
Overheid bepaalt de voorwaarden

Slide 2 - Tekstslide

opgave 1
1. Inkomen per maand: 1.800 + 850 + 190 (570 / 3) + 130 (1.560 / 12) = € 2.970.


2. 1.800 + 850 + 130 = € 2.780 primair inkomen, € 190 (kinderbijslag) overgedragen inkomen.

Slide 3 - Tekstslide

Primair inkomen

Slide 4 - Tekstslide

3. $ 59.532 × 325,7 miljoen = $ 19.389,572 miljard.

4 48.223/59.532 x 100= 81% dus 19% lager

5. A
Welvaart is de mate waarin men in de behoeften kan voorzien.

Slide 5 - Tekstslide

Personele inkomensverdeling

Slide 6 - Tekstslide

Lorenzcurve

Slide 7 - Tekstslide

opgave 3
6. (1) gelijker. (2) 4%. (3) 25%.
7. Verder van de diagonale lijn af. De overdrachtsinkomens komen voornamelijk bij de mensen met de laagste inkomens terecht en als deze overdrachtsinkomens eruit gehaald worden, zullen de inkomensverschillen groter worden.


Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan tekenen Lorenzcurve
stap 1
Verdeel de inkomens in gelijke groepen 
stap 2
Je berekent hoeveel % elke groep van het totaal aantal groepen bestaat. Je berekent ook hoeveel % het inkomen per groep van het totale inkomen bedraagd. Dit doe je met de formule: deel/geheel*100%
Stap 3
Je cumuleert de percentages van de groepen en het inkomen. Je telt dus de percentages van laag naar hoog in stapjes bij elkaar op. 
Stap 4
Teken de Lorenzcurve met behulp van de cumulatieve percentages. (assenverdeling horizontaal en verticaal 1cm = 10%)

Slide 9 - Tekstslide

opgave 4 vraag 8

Slide 10 - Tekstslide

vraag 9


9. Uitspraak 1: onvoldoende informatie.
Uitspraak 2: juist.
Uitspraak 3: juist

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 7

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

In 2019 doen de oranje leeuwinnen het goed op het WK in Frankrijk. De Nederlandse detailhandel verkoopt veel merchandise: vlaggetjes, petjes, shirts, posters, enzovoorts.
De milieubeweging ziet na elke wedstrijd een toename van het zwerfafval dat volgens een woordvoerder ‘een oranje gloed verspreid’.
De Nederlandse voetbalclubs zien in de periode na het WK hun ledenaantal groeien. Vooral meisjes zijn geïnspireerd door het succes en schrijven zich in bij een voetbalclub.
Deelname van de oranje leeuwinnen aan het WK-voetbal heeft een negatief extern effect op:

A
detailhandel
B
milieu
C
voetclubs
D
oranje leeuwinnen

Slide 14 - Quizvraag

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%

Slide 15 - Quizvraag

Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk verschillende salarissen zijn
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over de bedrijven
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeelt door de overheid in een land
D
aan te geven hoe inkomsten of vermogen is verdeeld over bevolking in een land

Slide 16 - Quizvraag

Hoe verder de curve van de diagonaal afligt, hoe schever het inkomen is verdeeld.
A
Waar
B
Niet waar
C
kan je niet zeggen
D
Die diagonaal heeft geen betekenis

Slide 17 - Quizvraag

De Lorenzcurve geeft een beeld van de hoogte van de inkomens
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de
A
Inkomensgelijkheid
B
Inkomensongelijkheid
C
bevolking
D
bevolkingstoename

Slide 19 - Quizvraag

Als de buik van de Lorenzcurve groter is als anders
A
dan is er sprake van een eerlijke inkomensverdeling
B
dan is er sprake van een oneerlijke inkomensverdeling
C
dan is er sprake van gelijke inkomensverdeling
D
dan is er sprake van scheve inkomensverdeling

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn 4 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 21 - Quizvraag

Wat is GEEN overdrachtsinkomen
timer
0:40
A
Bijstandsuitkering
B
Zakgeld
C
Loon
D
AOW-uitkering

Slide 22 - Quizvraag

Wat is welvaart?
A
Een grote behoefte doen
B
Behoeften waarin je kunt voorzien
C
Fiets
D
Behoeften die je niet hebt

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen vorm van primair inkomen?
A
Loon
B
Winst
C
Rente
D
Uitkering

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke productiefactor hoort het primair inkomen 'loon'?
A
Kapitaal
B
Natuur
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk productiefactor hoort het primair inkomen 'huur'
A
Kapitaal
B
Natuur
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 26 - Quizvraag

Het nationaal inkomen van land A is 600 miljard euro. Land A heeft 12 miljoen inwoners. Wat is het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking?
A
500.000 euro
B
50.000 euro
C
5.000 euro
D
500 euro

Slide 27 - Quizvraag

Bij het bepalen van het nationaal inkomen wordt overdrachtsinkomens ook meegerekend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel procent van het totale inkomen in dit land wordt verdiend door de rijkste 10% van de bevolking?
A
70%
B
90%
C
10%
D
30%

Slide 29 - Quizvraag

Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard. Het land heeft 14,35 miljoen inwoners. Hoeveel bedraagt het BBP
per hoofd van de bevolking?

Slide 30 - Open vraag

Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard, een jaar
later is het bbp € 442,9 miljard. Met hoeveel procent
is het BBP gestegen? (noteer ook je berekening)

Slide 31 - Open vraag

Tony’s Chocolonely is een chocolademerk dat adverteert met het label: ‘op weg naar 100% slaafvrije chocolade’.

Op welk aspect richt dit merk zich?
A
sociaal
B
milieu
C
gezondheid

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer noemen we productie ‘duurzaam’?
A
Als het niet te duur is
B
Als het rekening houdt met de gevolgen voor mens en milieu op de korte termijn.
C
Als het goed is voor het milieu
D
Als het rekening houdt met de gevolgen voor mens en milieu op de lange termijn

Slide 33 - Quizvraag

Wasima vertelt aan haar collega dat ze een vliegticket naar Sardinië heeft gekocht. Ze vindt dat ze dit zonder schuldgevoel kan doen, omdat ze het hele jaar op de fiets naar haar werk is gegaan.

Welke uitspraak is juist?
A
Wasima is een donkergroene consument
B
Vliegen is niet schadelijk voor het milieu als je elke dag fietst
C
Wasima geeft zichzelf een morele vrijbrief

Slide 34 - Quizvraag

Waar is sprake van een morele vrijbrief?
(meerdere antwoorden zijn juist)
timer
0:30
A
op vakantie met vliegtuig, rest van het jaar fiets ik
B
vanavond Mc Donalds, tussen de middag salade
C
een lekkere snack, ik heb een uur gesport
D
de tuin sproei ik niet, ik douche zo kort mogelijk

Slide 35 - Quizvraag

Welk begrip past
hierbij?
A
Globalisering
B
Duurzaam
C
Keurmerk
D
Armoedegrens

Slide 36 - Quizvraag

Welke afkorting kun je gebruiken om de productiefactoren te onthouden?
A
CATAMARAN
B
KAJAK
C
VALK
D
KANO

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent HDI
A
Human developing Income
B
Human development Index
C
High Development Index
D
Human Dominating Index

Slide 38 - Quizvraag

Gezonde keuze of goedkope keuze?
Op de vraag wat mensen belangrijk vinden in het leven scoort ‘een goede gezondheid’ erg hoog. Toch blijkt dat diezelfde mensen vaak ongezonde keuzes maken als het gaat om welk voedsel ze kopen.
Wat is een mogelijke verklaring voor dit tegenstrijdige gedrag?

A
Mensen hebben te weinig informatie over wat gezond is en wat niet.
B
Mensen zijn niet altijd bereid om een hoge prijs te betalen voor gezond voedsel.
C
Mensen vinden dat ze al genoeg andere dingen doen om gezond te blijven.
D
Alle bovenstaande verklaringen kunnen waar zijn.

Slide 39 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Externe effecten hebben altijd betrekking op het milieu.


A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent semi-actief zijn
A
1 keer in je leven sporten
B
1 dag per week sporten
C
dat je aan sporten bent maar ook op leeftijd
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 41 - Quizvraag

Bij Feyenoord komen in 2018 bij elke wedstrijd 45.600 toeschouwers en in 2019 47.890 toeschouwers Hoeveel komen er in absoluut meer
A
2290
B
2190
C
5,1%
D
5%

Slide 42 - Quizvraag

Combineer de productiefactoren met de beloningen.


Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Salaris
Pacht
Winst

Slide 43 - Sleepvraag

Aan de slag!!!
Opdracht:
Ga, voor jezelf, werken. Bereid je voor op de toets.  
Hulp nodig?
1. Gebruik je boek.
2. Vraag aan je klasgenoot.
3. Vraag aan je 
docent.
timer
0:00

Slide 44 - Tekstslide