3,1 Sparen

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

3,1 Sparen

Donderdag 10 oktober 2024

Programma van deze les

-Actualiteit

-Uitleg 3,1

-Aan het werk met de opgaven van 3,1

Opdracht in tweetallen

-We gaan het journaal kijken, schrijf in een schrift op: 

Welke fragmenten vallen onder:

-Wereldnieuws

-Europees nieuws 

-Lokaal nieuws 

Wereldnieuws

Europees nieuws

Lokaal nieuws

Waarom sparen wij geld?

Levensloop

Dit zijn verschillende levensfases die jij in je leven doorloopt.

Voorbeelden van levensfases: Studeren, samenwonen, trouwen en met pensioen gaan.

Sparen

-Sparen betekent dat je geld opzij zet en hier niet aankomt.

-Sparen bij een bank of in een spaarpot.

-Met sparen stel je het consumeren uit voor een later tijdstip.

Spaarmotieven

-Redenen om te sparen noemen wij spaarmotieven.

-Sparen voor een doel: je wilt iets kopen dat duur is en je hebt daar nog niet genoeg geld voor.

-Sparen uit voorzorg: je wilt geld achter de hand hebben voor onverwachte gebeurtenissen.

-Sparen voor rente: je spaargeld levert extra inkomsten op

Rente 

-Rente is de beloning die je krijgt, omdat iemand anders jouw geld tijdelijk mag gebruiken.

-Rente ontvang je geld van de bank waar jij spaart.

 

Enkelvoudige rente

Je berekent daarbij de rente over het oorspronkelijke ingelegde bedrag.

500 euro op jouw spaarrekening

Je krijgt 2% rente

Wat is jouw nieuwe eindsaldo na 1 jaar?

Bereken in je schrift 

-Je krijgt 5% rente over 1000 euro, wat is je nieuwe saldo nadat de rente bij jou spaarbedrag is opgeteld?

Samengestelde rente

Rente over rente

Wanneer je meerdere jaren geld op een rekening laat staan ontvang je na jaar 1 rente, maar dat jaar erop ontvang je weer rente over dat bedrag.

Voorbeeld samengestelde rente

-Mark zet 800 euro op zijn spaarrekening, hij krijgt de komende 4 jaar hier 3% rente over, wat is zijn eindsaldo na 4 jaar?

Nominale rente

-Dit is de rente die je ontvangt op jouw spaarrekening.

Reële rente

Dit is de nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.

De inflatie heeft te maken met je koopkracht.

Inflatie is een stijging van het algemeen prijspeil

Let op: ''geld wordt minder waard is fout!''

Voorbeeld reële rente

Je krijgt van de bank 5% rente op je spaargeld. 

Het inflatiepercentage is 4%.

Wat is de reële rente?

Indexcijfer reële rente  = indexcijfer nominale rente : indexcijfer inflatie x 100

Aan het werk

-Opgaven van paragraaf 3,1

-Aan het einde van de les opdracht 7 bespreken

Opdracht 7

-Zoë zet 2500 euro op een spaarrekening, ze krijgt jaarlijks 3% rente.