H76 - meewerkend voorwerp (2)

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schrijversbezoek

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag ...
  • Nakijken werkblad + opdrachten 
  • Herhalen meewerkend voorwerp + aantekening
  • Werkblad 2
  • Oefenen
Doelen van de les: Je kunt het meewerkend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken
  • werkblad
  • H75: opdr. 4 t/m 6

Slide 6 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Leg uit wat er op de plaatjes gebeurt. Gebruik de werkwoorden 'geven' of 'vertellen'. 

Slide 7 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp (mv)
> De broertjes gaven een klein cadeau aan hun moeder.

In sommige zinnen komt een meewerkend voorwerp voor. Het meewerkend voorwerp geeft aan dat het onderwerp iets aan iemand geeft of vertelt.

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet altijd. Als het niet met 'aan' begint, moet je 'aan' ervoor kunnen zetten.



Slide 8 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  1. Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?





Slide 9 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  1. Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

VB: Lina / mocht / haar buurvrouw / een doosje chocolade / geven.
- ow: Lina
- wg: mocht geven
- lv: een doosje chocolade
Aan wie mocht Lina een doosje chocolade geven? -> (aan) haar buurvrouw
- mv is dus 'haar buurvrouw'






Slide 10 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Staat de burgemeester in de stad snoep uit te delen aan de kinderen?
A
de burgemeester
B
in de stad
C
snoep
D
aan de kinderen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Vanmorgen legde de geschiedenisleraar de opdrachten nog eens aan zijn klas uit.
A
vanmorgen
B
de geschiedenisleraar
C
de opdrachten
D
aan zijn klas

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Johannes de Jong heeft ons alweer zo'n superlange e-mail gestuurd.

A
Johannes de Jong
B
ons
C
alweer
D
zo'n superlange e-mail

Slide 13 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een meewerkend voorwerp?

Waarom zou dit orkest zulke ouderwetse liedjes spelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

meewerkend voorwerp
SAMENGEVAT
Als je het meewerkend voorwerp wil vinden, noteer je eerst: ow, wg en lv. Vervolgens stel je de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

Let op:
  1. Niet elke zin bevat een meewerkend voorwerp.
  2. Het is belangrijk om de juiste volgorde aan te houden bij het vinden van zinsdelen.




Slide 15 - Tekstslide

Zinsdelen
  • verdelen in zinsdelen 

  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
      alle werkwoorden in een zin (ook            'te' of 'aan het')




  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?

  • meewerkend voorwerp (mv)
     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Ga daarna verder met H76: opdr. 2, 3 en 6
blz. 156/157

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Maak een samenvatting van de hoofdstukken. 
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 27 februari: 
  • Werkblad af en meenemen
  • H76: opdr. 2, 3 en 6

Slide 18 - Tekstslide