1. Zeeland - toerisme

• NT2
• WO
• Studiejaar 6

12 thema's

12 provincies

voorbereiding + quiz

grammatica

spreek-, schrijf- en luisteropdrachten

oefenen, zelftest + woordenlijst

online

12 thema's

12 provincies

■ het gebruik van zouden bij een wens 

■ de modale verba 

■ de comparatief 

■ net zo ... als en even ... als 

■ relatief pronomen zonder en met prepositie 

■ het perfectum

Zeeuw

Hoe noem je een inwoner van Zeeland?

Zeeuw

Uit hoeveel voormalige eilanden bestaat Zeeland?

Er zijn zes eilanden. Vroeger was Zeeland een groep eilanden bij elkaar die in

de loop der eeuwen door dijken en inpoldering aan elkaar zijn ‘vergroeid’ en nu schiereilanden zijn. De grootste eilanden zijn Walcheren en Noord-Beveland en Zuid-Beveland. De kleinere eilanden zijn Tholen, Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland. Helemaal in het zuiden heb je het bijna volledig door België en water omringde stuk Zeeuws-Vlaanderen liggen.

Wie was Michiel de Ruyter en wat deed hij?

Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676) was een Nederlandse admiraal. Zijn bijnaam was Bestevaêr, oftewel ‘grootvader’. Hij is een van de bekendste zeehelden uit de Nederlandse geschiedenis en wordt beschouwd als de grootste admiraal van zijn tijd. Tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog tussen Nederland en Engeland voer hij de Theems op naar Chatham en vernielde daar een deel van de Engelse vloot.

Hoeveel mannen zijn er gestorven tijdens de Watersnoodramp?

Er zijn 1836 mensen overleden.

Welke bekende Nederlandstalige band komt uit Zeeland

BLØF en Racoon zijn de bekendste bands die uit Zeeland komen.

Hoeveel openingen heeft de Oosterscheldekering?

De Oosterscheldekering heeft 62 openingen die allemaal 40 meter breed zijn.

Wat is het laagste punt van Zeeland?

Het laagste punt is zestig meter onder NAP in de Westerscheldetunnel, de tunnel die Zeeuws-Vlaanderen verbindt met Zuid-Beveland.

Wat doe je met lamsoor en zeekraal?

Lamsoor en zeekraal eet je. Het zijn allebei groenten die groeien op het overgangsgebied tussen zoet en zout water (de schorren). Ze smaken zilt en zitten vol vitaminen. Lekker bij visgerechten.

Zullen (presens)

- voorstel

- belofte

- waarschijnlijkheid

zullen en zouden

Zouden (imperfectum)

- droom

- beleefde vraag

- wens

- mogelijkheid

- advies

- herinnering aan belofte

EO

zouden + willen + infinitief

(+ graag/weleens) 

möchten

Boswachter Hanne van Natuurmonumenten

Stormvloedkering

opdracht 7

Wat geeft de bovenste rode lijn op de stormvloedkering aan?

1. Dat is precies drie meter boven NAP.
2. Dat is het niveau waarop de stormvloedkering dichtgaat.
3. Dat was het waterpeil tijdens de ramp in 1953.

Waarom is het zo belangrijk dat de stormvloedkering niet helemaal dicht is?

1. Zo kan de natuur beter beschermd worden.
2. Zo kunnen de vissers beter hun werk doen.
3. Zo hebben de vissen een groter leefgebied.

Waarom zijn de zandplaten zo belangrijk voor de vogels?

1. Omdat ze er veilig kunnen zitten.
2. Omdat ze er eten kunnen vinden.
3. Omdat ze er kunnen broeden.

Hoe komt het dat de zandplaten steeds kleiner worden?

1. Doordat de zee steeds meer zand meeneemt.
2. Doordat de dam binnenkomend zand tegenhoudt.
3. Doordat er minder water en zand binnenstroomt.

Wat doet Natuurmonumenten om het leefgebied van vogels en zeehonden te
beschermen?

1. Natuurmonumenten hoogt het zand van de zandplaten op.
2. Natuurmonumenten zorgt dat er genoeg eten voor de vogels en zeehonden blijft.
3. Natuurmonumenten zorgt dat er andere plekken voor de dieren komen.

wij mogen - wir können

wij zullen - wir werden

wij durven - wir wagen

wij (zouden) moeten - wir sollen

Negatie

Plaats van 'niet' in de zin

niet moeten => een streng verbod

verbum -> niet

substantief -> geen

geen -> indefiniete woorden.

niet -> definiete woorden 

moeten -> hoeven - te + infinitief

Ga je je huiswerk niet maken? 

Ik vind het cadeau niet leuk. 

De poes ligt niet op de stoel. 

Je hoeft niet naar buiten te gaan.

Je moet niet naar buiten gaan.

De bovenwoning ligt niet ver van het centrum.

Ik heb geen idee!

Het is geen grote kamer.

De kamer is niet groot.

Moet je nog huiswerk maken?

Nee, ik hoef geen huiswerk te maken..

comparatief en superlatief

+ -d

 eindigend op r

comparatief 

positief

superlatief

adjectief

lekker - lekkerder 

duur - duurder

ver - verder

even groot als

groter dan

het grootst

als

+ -er 

dan

het

+ -st 

goed, beter, best

veel, meer, meest

weinig, minder, minst

graag, liever, liefst

comparatief en superlatief

...er -> dan

Het + ... st 

mooier dan

even mooi

net zo mooi als / even mooi als

even mooi

duur - duurder

guur 

lekker

mager

wakker

nuchter

betrouwbaar

zwaar

het mooist 

Relatieve bijzin

Hoofdzin - Er draait een film

Bijzin - die over het verzet gaat

Relatief pronomen - die

Hoofdzin - Ik ken een boek

Bijzin - dat (...) is geschreven

Relatief pronomen - dat

Ik ken een boek dat door een Duitse schrijver is geschreven.

het boek

de film

Er draait een film die over het verzet gaat.

Wat is juist?

1. Paul heeft een vriendin wie uit Denemarken komt.
2. Het café wat op de markt ligt, is open.
3. In de Waddenzee leven zeehonden die bij mooi weer zonnen op de zandbanken
4. Het meisje die daar loopt, kampeert ook op onze camping.

Wat is niet juist?

1. Het museum, die op maandag gesloten is, trekt elk jaar duizenden bezoekers.
2. Deze dijk, die in 1953 gebouwd is, moet versterkt worden.
3. De fietsen wie je hier kunt huren, zijn allemaal elektrisch.
4. Op een camping dat aan de kust ligt, is 's nachts veel lawaai.

dingen

waar + prepositie

Het is een opmerking waarvan ik het mijne denk.

De vriendin aan wie ik een brief schreef, komt morgen op bezoek.

De tuin waar ik graag zit met een kop koffie, is nog steeds niet opgeknapt.

mensen

prepositie + wie

locatie 

waar

Dit kan ook!

waar ... prepositie

Het is een opmerking waar ik het mijne van  denk.

met, tot, uit, naar

mee -> met

Mijn vriendin gaat mee op vakantie.

De vriendin met wie ik op vakantie ga...

tot -> toe

uit -> vandaan

naar -> naartoe

Die actie leidt tot niets.

Het doel waartoe de actie leidt...

Het komt uit de supermarkt.

De supermarkt waar het vandaan komt...

Ik ga naar China.

China is het land waar ik naartoe ga...

wat

verwijzen naar een hele zin

verwijzen naar een vaag begrip

Ik heb alles wat mijn hartje begeert. 

Er is maar weinig wat hij niet kan.

Afwachten of het lukt is het enig wat we kunnen doen.

Vanaf morgen hebben we vakantie, wat we heel fijn vinden.

Oefenen met de relatieve bijzin

Couchsurfen

verrekijker - Fernglas

wij zullen - wir werden

Fernseher - televisie

wij moeten - wir sollen

verrekijker - Fernglas

zee - See

Fernseher - televisie

meer - Zee

Perfectum

onregelmatige werkwoorden 

uit je hoofd leren

schrappen

ge + schrap + t

serveren

ge + serveer + d

werkwoorden met 

ge-, be-, her-, ver- of ont- 

geen extra 'ge'

regelmatige werkwoorden -> ge + stam + t/d

gebeuren, betreden, herinneren, 

verwennen, onthouden

Startblokken

blz. 281 en 282

of

of

zijn

hebben

en

hebben

zijn

verandering

/

beweging

gaan

of

staan

zijn

hebben

hebben

zijn

en

verandering

/

beweging

werkwoorden die een object nodig hebben

reflexieve werkwoorden

gaan

of

staan

zijn

hebben

hebben

zijn

en

verandering

/

beweging

werkwoorden die een object nodig hebben

reflexieve werkwoorden

gaan

of

staan

tweede werkwoord 

zijn, blijven, gebeuren, worden, stoppen, beginnen, komen, kwijtraken, naderen, tegenkomen

zijn

hebben

hebben

zijn

en

verandering

/

beweging

werkwoorden die een object nodig hebben

reflexieve werkwoorden

gaan

of

staan

tweede werkwoord 

zijn, blijven, gebeuren, worden, stoppen, beginnen, komen, kwijtraken, naderen, tegenkomen

herinneren, vergissen, generen

/

eten, koken, spelen

zijn

hebben

hebben

zijn

en

fietsen

varen

lopen

suppen

+ 

naar / tot

hebben

verandering

/

beweging

werkwoorden die een object nodig hebben

reflexieve werkwoorden

gaan

of

staan

en

zijn

herinneren, vergissen, generen

/

eten, koken, spelen

zijn, blijven, gebeuren, worden, stoppen, beginnen, komen, kwijtraken, naderen, tegenkomen

zijn

hebben

tweede werkwoord 

zijn  

hebben

• van richting veranderen
• verandering van situatie
• tweede werkwoord is: zijn, blijven, gebeuren, worden, stoppen, beginnen, komen, kwijtraken, naderen, tegenkomen

werkwoorden die een object nodig hebben

reflexieve werkwoorden

vergunning

bezoekersaantal

inkomsten

hotelstop

erlauben

Besucherzahl

Einkommen

onregelmatige werkwoorden i

Startblokken

blz. 281 en 282

onregelmatige werkwoorden ij

Startblokken

blz. 281 en 282