Tekstverbanden en leespubliek

Tekst-
verbanden

Leespubliek
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekst-
verbanden

Leespubliek

Slide 1 - Tekstslide

Welke tekstverbanden hebben jullie reeds behandeld?

Slide 2 - Open vraag

Welke signaalwoorden kennen jullie die bij die tekstverbanden horen?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Soms wordt in een tekst iets met voorbeelden uitgelegd.
Je herkent dat aan de signaalwoorden "bijvoorbeeld" of "zoals". Deze signaalwoorden geven dus een "uitleggend" tekstverband aan. Dit tekstverband kom je vaak tegen, want voorbeelden maken meteen duidelijk wat er wordt bedoeld.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

LEESPUBLIEK
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers. Deze lezers noem je het "leespubliek".

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kom je te weten voor welk leespubliek een tekst is bedoeld? Let dan hierop:
*het soort afbeeldingen
*de bron
*het taalgebruik
*het onderwerp
*hoe de lezer wordt aangesproken: met "u" of "jij"

Slide 14 - Tekstslide