1. Mohamed geeft Peter op zijn verjaardag een cadeautje. Peter = mv
2. Esther heeft mij haar nieuwe spijkerbroek geleend. mij = mv
3. Ik laat jou een aantal voorbeelden zien. jou = mv
In deze drie zinnen kun je aan erbij zetten. Soms verandert de woordvolgorde, omdat de zin dan beter loopt.
1. Mohamed geeft aan Peter op zijn verjaardag een cadeautje.
2. Esther heeft aan mij haar nieuwe spijkerbroek geleend.
3. Ik laat een aantal voorbeelden aan jou zien.