poser des questions

Poser des questions 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Poser des questions 

Slide 1 - Tekstslide

Maak een vraag met est-ce que van deze zin: Il aime aller au lycée.

Slide 2 - Open vraag

Welke zin met "est-ce que" is correct ?
A
Est-ce que elle aime la musique?
B
Est-ce que quand tu vas au collège?
C
Est-ce qu'on va danser?
D
Est-ce que tu fais du sport comment?

Slide 3 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende zin vragend met inversie: Tu fais du sport?

Slide 4 - Open vraag

Welke zin met "inversie" is correct?
A
Va- t- il au cinéma?
B
Va - elle au bureau?
C
Faisons - nous quand les devoirs?
D
Est- tu au courant?

Slide 5 - Quizvraag

Maak een vraagzin van: tu fais tes devoirs (voeg WANNEER toe)!

Slide 6 - Open vraag

Maak een vraagzin van: On écoute la musique (voeg HOE toe).

Slide 7 - Open vraag

Welke vraagzin met HOEVEEL is correct?
A
Ça coute combien?
B
Est-ce que ça combien coute?
C
Coute-ça combien?
D
Ça combien est-ce que coute?

Slide 8 - Quizvraag

Maak de volgende zin op 3 verschillende manieren vragend:
Elle écoute le prof.

Slide 9 - Open vraag

Maak de volgende zin op 3 verschillende manieren vragend met het vraagwoord: WAAR. Elle parle au directeur.

Slide 10 - Open vraag

Vertaal de volgende 4 vraagwoorden in het Frans: waarom, wie, wanneer, hoe

Slide 11 - Open vraag

Wat hoort er voor: .....musique (v)?
(welke muziek)?

Slide 12 - Open vraag

Wat hoort er voor: ....garçons? (welke)

Slide 13 - Open vraag

Wat hoort ervoor: .....filles (v) (welke)

Slide 14 - Open vraag

Wat is correct?
A
quel fille (v)
B
quelles garçons
C
quels garçons
D
quelles fille

Slide 15 - Quizvraag

Wat is correct?
A
Quand est-ce que tu travailles?
B
Travailles-tu quand?
C
Quand tu est-ce que travailles?
D
Tu est-ce que travailles quand?

Slide 16 - Quizvraag

Wat vul je in: Tu arrives........? J'arrive à sept heures.
A
comment
B
combien
C
quand
D
qui

Slide 17 - Quizvraag

Wat vul je in: .........est-ce? C'est mon prof de maths.
A
Quand
B
Comment
C
D
Qui

Slide 18 - Quizvraag