Werkwoordelijke gezegde

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Ik wil morgen fietsen.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Wij hebben lekker gegeten.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Hij gaat morgen wandelen.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Hij heeft al een ontwerp getekend.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Ilse heeft dat goed begrepen.

Alle 5 de vragen goed?

Ga aan de slag met taalles 19.

Dit is een herhaling van het werkwoordelijke gezegde.

Vind het nog lastig?

Doe nog even mee met de juf.

Werkwoordelijke gezegde

Wat moet ik doen?

1.  Wat is de persoonsvorm?
2. Staan er nog andere werkwoorden in de zin?

Ik heb het goed begrepen.

Persoonsvorm = heb

Stap 2:

Zijn er nog andere werkwoorden?

begrepen.

Werkwoordelijke gezegde

Wat moet ik doen?

1.  Wat is de persoonsvorm?
2. Staan er nog andere werkwoorden in de zin?

Ik heb het goed begrepen.

Werkwoordelijke gezegde = persoonsvorm + andere werkwoorden.

Heb + begrepen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Kinderen mogen niet werken.

1. mogen
2. werken
3. mogen werken
4. kinderen

Wat is de persoonvorm?
Kaya wil buiten zitten.

1. Kaya
2. wil zitten
3. wil
4. Zitten

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
Zou je dat morgen aan hem willen vragen?

1. zou vragen
2. je
3. vragen
4. zou willen vragen

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Jaco heeft gister gedanst.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Die melk is niet te drinken.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Ik zou graag een dag op school willen zitten.

Ik vind het vinden van het werkwoordelijke gezegde nog moeilijk.

1. Ja, ik vind het moeilijk
2. Nee, ik kan zelf aan het werk.