basis zorg oefen toets
1 / 38
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
De cheyne-stokes ademhaling is een regelmatige, diepe ademhaling
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een Cheyne-Stokes ademhaling?
A
een ademstilstand
B
een snelle en diepe ademhaling als gevolg van emoties, spanningen
C
een verdiepte en versnelde ademhaling als gevolg van verzuring van het bloed
D
een onregelmatige ademhaling met pauzes
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is kenmerkend voor een Cheyne-stokes ademhaling?
A
Snelle, diepe, onregelmatige ademhaling
B
Continue ademhaling zonder pauzes
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Geen van de antwoorden zijn goed
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij een Kussmaul ademhaling adem je:
A
snel en diep
B
hap je naar adem
C
snel met pauzes
D
adem je helemaal niet
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kussmaul-ademhaling=de adembeweging is snel en oppervlakkig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een normale ademhaling frequentie
A
25-30
B
9-14
C
80-100
D
15-33
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is bloeddruk?
A
De druk in je lichaam
B
De druk in je bloed
C
De druk in je bloedvaten
D
De druk in je spieren
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de ...
A
Aderwanden
B
Slagaderwanden
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een normale bloeddruk is
A
80/120 RR
B
120/80 RR
C
100/80 RR
D
140/80 RR
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Iemand van 80 jaar heeft een bloeddruk van 150/90, deze persoon heeft een...
A
Hoge bloeddruk
B
normale bloeddruk
C
Lage bloeddruk
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een man van 85 heeft een bloeddruk van 140/85. Er is sprake van?
A
Hypertensie
B
Hypotensie
C
Hartinfarct
D
Normale bloeddruk
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tot welke systolische waarde spreken we van een normale bloeddruk?
A
120
B
130
C
140
D
160
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tot welke diasolische waarde spreken we van een normale bloeddruk?
A
70
B
80
C
90
D
100
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer spreekt men over een normale tempratuur?
A
35°C - 36,5°C
B
36,5°C-37,5°C
C
37°C-38°C
D
>38°C
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kun je zeggen over
de temperatuur op deze thermometer?
de temperatuur op deze thermometer?
A
Hypothermie
B
Koorts
C
Normaal
D
Verhoging
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een hulpmiddel bij monitoren is
A
vochtbalans
B
thermometer
C
risicosignaleringslijst
D
weegschaal
Slide 17 - Quizvraag
Monitoren wil zeggen: het observeren en signaleren van veranderingen in de gezondheidstoestand en zorgbehoefte van de zorgvrager.
Risicosignalering: één van de voorgeschreven manieren om gegevens te verzamelen => hiermee kun je dreigende of bestaande gezondheidsproblemen onderkennen
Wat is juist voor wat betreft het opnemen van de lichaamstemperatuur?
A
Het is niet nodig om vaker dan eenmaal per dag de temperatuur op te meten
B
Bij kinderen jonger dan 3 maanden wordt de temperatuur met een oor thermometer opgemeten
C
We spreken van koorts bij een temperatuur van 38 graden of hoger
D
Oraal gemeten temperatuur is meestal wat hoger dan de rectaal gemeten temperatuur
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij axillair temperaturen tel je .........graden op
A
0,3
B
0,5
C
0,7
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Axillair de temperatuur meten is onder de oksel
A
onjuist
B
juist
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Je neemt de temperatuur oraal op.
Wat betekent oraal?
Wat betekent oraal?
A
onder de oksel
B
in het oor
C
in de anus
D
onder de tong
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Je neemt de temperatuur rectaal op.
Wat betekent rectaal?
Wat betekent rectaal?
A
onder de oksel
B
in het oor
C
in de anus
D
onder de tong
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een koortsstuip ?
meer antwoorden mogelijk
meer antwoorden mogelijk
A
Een verschijnsel bij koorts
B
Epilepsie
C
Een aanval veroorzaakt door hoge koorts
D
Trekkende beweging met armen en benen
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een verschijnsel van koorts?
A
De zorgvrager gaat transpireren
B
De zorgvrager krijgt kippenvel om de warmte vast te houden
C
De zorgvrager moet vaker naar het toilet om te urineren
D
De zorgvrager produceert meer slijm
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De FAST test staat voor
A
Face /Arm/Spectrum/Time
B
Face/Alarm/Speech/Time
C
Face/Arm/Speech/Time
D
Face/Arm/Speech/ Term
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De FAST test is een methode om te controleren of iemand een beroerte heeft.
De letter ''F'' staat voor?
De letter ''F'' staat voor?
A
FACE
B
FEEL
C
FAST
D
X
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer doe je de FAST test
A
Om te kijken of iemand een CVA heeft
B
In de revalidatie fase
C
In de acute fase
D
In de chronische fase
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De FAST test is een snelle test om een CVA te herkennen
A
Juist
B
Niet Juist
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom worden bijtwonden over het algemeen niet gehecht?
A
Vanwege infectiegevaar
B
Vanwege grove wondranden
C
Ze groeien sneller dicht
D
Ze worden juist wel gehecht
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe lang schaaf/scheur/snij wonden spoelen met water?
A
5 min
B
10 min
C
1-2 min
D
20 min
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat doe je bij een steekwond?
A
Voorwerp laten zitten
B
Voorwerp verwijderen
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een mechanische wond is veroorzaakt door:
A
Elektriciteit
B
Straling
C
Chemische stoffen
D
Fysiek trauma
Slide 32 - Quizvraag
Wonden die veroorzaakt zijn door een scherp of stomp geweld van buitenaf, zoals steek-, snij-, schaaf-, schot-, scheur- en kneuswonden of chirurgische wonden
Welke symptoom hoort bij de bijtwond
A
gladde wondranden
B
risico op infectie
C
vaak bloedverlies
D
eventueel met bloed
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Van waar tot waar breng je een glijzeil aan?
A
Van nek tot stuit.
B
Van kruin tot stuit.
C
Van schouder tot net over de billen.
Slide 34 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de nummer 1 regel bij ADL + verplaatsen van een cliënt/patiënt?
A
Zet het bed laag.
B
Gebruik geen hulpmiddelen.
C
Help altijd met 2 personen.
D
Laat de patiënt/cliënt zo veel mogelijk zelf doen.
Slide 35 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Soms moet je een slachtoffer veilig verplaatsen om gevaren te voorkomen. Welke techniek pas je toe?
A
Rautek
B
Stabiele zijligging
C
Heimlich
D
Onder de arm nemen van slachtoffer
Slide 36 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de Rautekgreep?
A
Een techniek om een vinger te verbinden
B
Een techniek om een verstikking op te heffen
C
Een techniek die je gebruikt bij een reanimatie
D
Een techniek om iemand te verplaatsen
Slide 37 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 38 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
