82. Bijwoord + gram mix

Grammatica ws 
   Welkom       
Nodig: 
  •  actieve luister- en werkhouding
  • laptop opstarten; met scherm naar bord zetten

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica ws 
   Welkom       
Nodig: 
  •  actieve luister- en werkhouding
  • laptop opstarten; met scherm naar bord zetten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                Leerdoelen 
         Ik kan werkwoorden, lidwoorden, zelfstandige naamwoorden,  
         bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels herkennen. 

   

         Ik kan bijwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De laatste jaren zijn horloges sterk in prijs gestegen.
noteer
ww = 
zn =
lw =
bnw =
vz =

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Planning les 82
Instructie bijwoord
online
instructie
timer
15:00
noteer het rijtje ww zullen  tt / vt *  Stillezen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Geeft antwoord op de vraag: 
Waar (plaats) of wanneer (tijd) of waardoor (reden) ?

Op zolder liggen twee paar schoenen.
Rick viert over twee weken zijn verjaardag.
De barbecue werd vanwege het slechte weer afgelast.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanwege de overstromingen zijn de vakantiegangers enkele dagen eerder thuisgekomen.
noteer

bwb =

bwb =

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                      Leerdoel
 
                 Ik kan bijwoorden herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de volgende zin:

Morgen komt het Scapino Ballet hier een voorstelling  geven.
 
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit woord als woordsoort een bijwoord (bw).

In deze zin zijn de woorden .................en ............. bijwoorden. 

tijd - plaats/richting - reden/oorzaak - een vraag - (on)zekerheid - ontkenning

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 
tijd: binnenkort; gisteren; overmorgen; nooit; straks; vroeger; tegenwoordig

plaats/richting: er; daar; hier; nergens; overal; daarheen; erlangs; opzij

een reden/oorzaak: daarom; vandaar; hierdoor; daardoor

een vraag: hoe; waar; waardoor; waarheen; waarom; wanneer

(on)zekerheid: ongetwijfeld; vast; wel; misschien; vermoedelijk; zeker;

ontkenning: niet; nooit; nimmer; geenszins.





Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Helaas is op Hawaï de vulkaan opnieuw uitgebarsten.
noteer

bw =

bw =

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Planning les 82
Planning Les 82
online
online
timer
15:00
noteer het rijtje ww zullen  tt / vt *  
noteer het rijtje ww zullen  tt / vt *  
Helden
Helden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stillezen
timer
6:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Check
 Noem een bijwoord.

Slide 13 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Heeft Thirza aan haar zus een geheim verteld?

wg =
ow =
lv   =

Vraag =
mv=

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp

Stel de vraag:


Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde +
onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo vind je het meewerkend voorwerp


1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke vraag is 'Mick' het antwoord in:
Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.
A
mv = aan Mijn moeder
B
mv = aan Mick
C
mv = straf
D
mv= Mick

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

           Cursus 5 Grammatica  
          
          $9 WS Mixopdrachten - opdr. 4 + 5
          $10 ZD Mixopdrachten - opdr. 5 + 6
          Cursus 4 Taal $7 Beeldtaal 
          Werk van gisteren!

          $11 Bijwoordelijke bepaling - opdr. 1 tm 3
          $13 + $14 Mixopdrachten - opdr. 4 + 5
          Werk van gisteren!

TH
HV

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?

De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.
A
de docent
B
de leerling
C
voor zijn toets
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school
A
fiets(1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
iets anders
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Wie =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Mijn konijn =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je nog vragen over?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les!
Tot morgen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies