Spelling 3.3

Wat gaan we doen tijdens deze les?


- Huiswerk nakijken
- Terugblik 3.2 en 4.2
- Uitleg theorie 3.3
- Aan de slag met het huiswerk
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen tijdens deze les?


- Huiswerk nakijken
- Terugblik 3.2 en 4.2
- Uitleg theorie 3.3
- Aan de slag met het huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik 
- Lidwoord
- Zelfstandig naamwoord
- Werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord
- Zinsdelen
- Persoonsvorm


Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les

Ik weet hoe ik persoonsvorm tegenwoordige tijd: ik vorm moet spellen.

Ik weet op welke manier ik grenzen aan zinnen kan geven.

Slide 3 - Tekstslide

wel of geen lidwoord?
Wie durft in het donker op een kerkhof te komen?
HET:
A
wel een lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 4 - Quizvraag

vul het juiste lidwoord in

..........computer
A
het
B
de

Slide 5 - Quizvraag

welk woord is een lidwoord
A
in
B
voor
C
een
D
twee

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is een werkwoord
A
kozijnen
B
hebben
C
deuren
D
bloemen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vinden we de stam van een werkwoord?
A
-n van het werkwoord afhalen
B
door de takken te verwijderen
C
-en van het werkwoord afhalen
D
de ik- vorm

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is een werkwoord?
A
borden
B
braden
C
brommer
D
bestek

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is een werkwoord?
A
groente
B
keuken
C
kok
D
koken

Slide 10 - Quizvraag

Een zelfstandignaamwoord is:
A
Woorden die aangeven dat je iets doet
B
woorden van mensen, dieren, planten, dingen en eigen namen.

Slide 11 - Quizvraag

Hij heeft een koekje gepakt.
koekje = ...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

Ik vraag je naar je identiteitsbewijs.

identiteitsbewijs =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Het woord "grote" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Fietsen moeten in de stalling staan.

Fietsen is een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 16 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

Theorie spelling 3.3  blz. 86/87

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Grenzen aan zinnen
  • Hoofdletter 
  • 's Middags

  • Punt               .
  • Vraagteken      ? 
  • Uitroepteken    !

Slide 20 - Tekstslide

Doelen van deze les

Ik weet hoe ik persoonsvorm tegenwoordige tijd: ik vorm moet spellen.

Ik weet op welke manier ik grenzen aan zinnen kan geven.

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk


Spelling 3.3


Opdracht 1 t/m 8



Slide 22 - Tekstslide