H8 v.s. Filmische begrippen!

H8 vs Filmische begrippen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H8 vs Filmische begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmische begrippen
Begrippen die jou gaan helpen om te praten en schrijven over film!



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cameravoering en opnametechniek
Les 1

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmische middelen:
Cinematografie (cameravoering en opnametechniek)

Frame
Een frame staat voor één beeld uit een shot. De term wordt gebruikt om aan te geven wat er op de camera te zien is en wat niet. 

Een acteur kan bijvoorbeeld in, uit of half in een frame te zien zijn. Je kan het zien als een kader waarbinnen je in de film een compositie maakt.
Shot
Een shot is een opname met een camera die aan één stuk door gefilmd is. Van 'cut' naar 'cut' dus. 
Sequentie
Een sequentie is een samenvatting van filmscènes die weer bestaan uit een aantal shots. Deze scènes passen bijvoorbeeld qua verhaallijn bij elkaar. Een film bestaat uit meerdere sequenties.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Camerastandpunt
Neutraalperspectief (ooghoogte)
Wanneer je op ooghoogte fotografeert of filmt, film je jouw onderwerp vanaf dezelfde hoogte als dat onderwerp. Ooghoogte betekent dus niet dat je altijd vanuit de ogen van de filmmaker kijkt!
Vogelvlucht perspectief
Wanneer je vanuit vogelvlucht perspectief filmt, film je jouw onderwerp van bovenaf. Dit kan zowel van dichtbij als van veraf.
Kikker perspectief
Wanneer je vanuit het kikker perspectief filmt, film je jouw onderwerp van onderaf. Vaak lijkt jouw onderwerp dan groter of kijk je op tegen het onderwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk het volgende fragment:
Je ziet een deel van een scène uit Metropolis (1927). Een Duitse film van Fritz Lang (Terug te vinden in 8.3 Dystopie).

De film speelt zich af in het jaar 2026. Er zijn twee groepen mensen: de elite die boven de grond woont (de denkers) en de arbeiders die onder de grond wonen. In de volgende scene komt de zoon van de leider van de ondergrondse energiecentrale per ongeluk in de 'onderwereld' terecht en ziet voor het eerst hoe het er daar aan toe gaat.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf het camerastandpunt
Benoem de camerastandpunten uit het fragment en leg uit wat het effect van de camerastandpunten is op het fragment.

Slide 9 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen wat het verschil tussen de camerastandpunten te weeg brengt. Laat ze eerst uitzoeken welk camerastandpunt iets is, daarna mogen ze gaan interpreteren: wat bedoelt de maker hiermee? Waarmee associeer je dit soort beelden?
Camerabeweging
Horizontale camerabeweging
Verticale camerabeweging
Pan-beweging
Tilt-beweging
Statisch
Wanneer de camera helemaal niet beweegt tijdens een shot, spreken we van een statisch shot: een stilstaand beeld. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Horizontaal
Verticaal

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Camera-afstand
Close-up
Medium-shot
Long shot
Distant shot
Zoom / push in
Dit valt zowel onder camerabeweging als camera-afstand: de zoom! Je zoomt met een zoom-shot in op een onderwerp.

Extra: de push-in maakt gebruik van camerabeweging, de zoom van de interne zoom van de camera. 

Het grote verschil is: een zoom in de camera is onnatuurlijk voor ons, de push-in wordt bewerktstelligt door beweging en is wel natuurlijk voor ons.
Dolly-zoom
Dit valt zowel onder camerabeweging als camera-afstand: de dolly-zoom! Het is een bijzonder effect waarbij de camera achteruit rolt, maar de lens inzoomt (of andersom). Hierdoor wordt de achtergrond benadrukt of juist vervaagd. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Cameraperspectief
Objectief
Wanneer je een objectief shot filmt, film je zonder 'kleur'. Je laat iets zien zoals het is, zonder er een persoonlijke invloed aan te geven. 
Subjectief
Als je een subjectief shot filmt, wil je er een bepaald gevoel of perspectief aan meegeven. Je betrekt de beleving van een personage of situatie bij jouw film. Je 'kleurt' hiermee de kijkersbeleving.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scherpstelling
Focus
Met een focus zorg je ervoor dat een onderwerp meer scherp is gesteld dan de rest van de omgeving. De focus kan zowel dichtbij als veraf liggen en er kan ook mee gewisseld worden.
Deep focus
Wanneer er deep focus wordt gebruikt in een shot, betekent dat dat álles scherp is gesteld. Zowel de voor als achtergrond is scherp, waardoor ook de mis-en-scène meeteld in de kijkersbeleving.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom de eerste film die ooit gemaakt is geen camerabeweging had.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (optioneel)
Film iemand die boos wordt (10-30 seconden)
Doe dat 1x objectief en 1x subjectief. 
Maak gebruik van de begrippen die je deze les geleerd hebt!
(En creëer een interessante scene)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Montage en geluid
Les 2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldovergangen
Harde overgang
Een overgang van shot naar shot zonder verdere editing.
Overvloeien
Wanneer een scene of shot van het ene beeld in het andere overvloeid, spreek je van overvloeien.
Engelse term: dissolve
Fade-in / fade-out
Wanneer een kleur naar een shot overvloeit, spreken we van een fade-in. Als het beeld langzaam verdwijnt en er een kleur achterblijft, spreek je van een fade-out.
Beeldrijm (the match cut)
Wanneer een shot in de ander overloopt door de beelden met elkaar te matchen, spreek je van beeldrijm (in het Engels: match cut). De voorbeelden hiervan zie je in het filmpje hierna).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Montagestijlen
Continuïteitsmontage en de 180 graden-regel
Om de beelden natuurlijk in elkaar over te laten lopen wordt er gebruik gemaakt van continuïteitsmontage. De kijker heeft hierdoor zo min mogelijk door dat er in de beelden geknipt is. Om dit te bereiken wordt de 180 graden-regel gebruikt. 
Discontinuïteitsmontage
Wanneer er doelbewust niet getracht wordt om beelden natuurlijk in elkaar over te laten lopen, spreek je van discontinuïteitsmontage. 
Parallelmontage
Het om en om monteren van gelijktijdige gebeurtenissen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Effecten (ordening van opgenomen beeld/ geluid en toevoegingen
Flash-back
Wanneer er beelden worden getoond van een moment dat eerder in de tijd plaatsvindt dan de tijd van de film, spreek je van een flash-back.
Flash-forward
Als je met een shot of scene vooruitkijkt in de tijd, spreek je van een flash-forward.
Special effects in de montage
Je kan ook in de montage nog special effects toevoegen. Een voorbeeld daarvan is slow motion. Je kan het beeld ook versnellen.
Beeldmanipulatie
Beeldmanipulatie wordt gebruikt om de beelden die er zijn anders te maken. Je voegt iets toe, verandert iets of verwijdert iets.
Bullettime - The Matrix
In het volgende filmpje zie je een voorbeeld van bullettime. Dit werd vooral bekend door The Matrix.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Muziek
Direct
Wanneer je de muziek direct van de bron hoort, spreek van je van direct geluid.
Indirect
Wanneer het geluid via iets anders (een muur o.i.d.) binnenkomt, spreken we van indirect geluid. 
Soundtrack
De muziek in een film kan soundtrack genoemd worden. Dit kan zowel direct als indirect te horen zijn. Daarnaast kan het diëgetisch en non-diëgetisch zijn.
Leitmotiv
Een terugkerend kort muziekstuk dat hoort bij een setting, karakter of idee. Voorbeelden zie je in het filmpje van de volgende dia.
Diëgetische en non-diëgetisch
Je spreekt van diëgetisch geluid als het geluid ook door de acteurs gehoord kan worden. Het geluid is dus van de fictieve filmwereld. Non-diëgetisch geluid betekent dat het karakter het geluid niet hoort. Dit kan een theme-song zijn, maar ook een voice-over. Soms wordt er gewisseld tussen deze twee.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Geluid
Direct v.s. indirect
Wanneer je het geluid direct van de bron hoort, spreek van je van direct geluid. Als dit niet het geval is, spreek je van indirect geluid.

Diëgetische en non-diëgetisch
Je spreekt van diëgetisch geluid als het geluid ook door de acteurs gehoord kan worden. Het geluid is dus van de fictieve filmwereld. Non-diëgetisch geluid betekent dat het karakter het geluid niet hoort. Dit kan een theme-song zijn, maar ook een voice-over. Soms wordt er gewisseld tussen deze twee.
Dialoog
Een dialoog kan zowel direct als indirect geluid hebben. Vaak is het zo dat een gesprek dat verder van ons af is, meer indirect geluid heeft (en daardoor minder goed te verstaan is). 
Omgevingsgeluid
Wanneer onder het beeld (realistisch) omgevingsgeluid wordt afgespeeld, noem je dat simpelweg omgevingsgeluid.
Voice-over
Als in de film een verteller door de beelden heen praat, spreken we van een voice-over.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (optioneel):
Scene: Iemand doet iets nietszeggend (stil staan, wandelen, zitten) terwijl deze persoon aan het denken is.
Laat door middel van je montagestijl (continue of discontinue), je effecten (flash-backs, flash-forwards, slow-motion) en geluidsdesign zien of de persoon op een rustige of stressvolle manier aan iets denkt. 
Neem het filmpje van Stadse als voorbeeld.

Film +- een minuut.
App: tiktok of capcut. Film horizontaal!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Licht en belichting
Richting
In welke richting gaat het licht? Komt het vanachter het personage, komt het uit een raam? De richting van licht kan veel betekenen in een film.
Kleur
De kleur van het licht is tevens belangrijk op een filmset. In de open lucht wordt met een andere kleur licht gefilmd dan binnen. Daarnaast kan de kleur ook nog een symbolische waarde hebben. 
Intensiteit
Hoe sterk belicht is de set? Dit kan je beschrijven door het woord intensiteit. Als de intensiteit laag is, is het vrij donker. Als de intensiteit hoog is, is het heel licht!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art direction
Set
Een set bepaald voor een groot deel het uiterlijk van een film. Zo geeft een moment uit een Marvel film je een andere indruk dan een moment uit Call me by your name. Sets kunnen op allerlei manieren zijn vormgegeven: realistisch, filmisch of zelfs suggestief (dan moet je er zelf wat bij bedenken ;) ). 
Locatie
De locatie bij een film is ontzettend belangrijk. Een set kan namelijk gebouwd worden in een studio, maar kan ook worden gescout n.a.v. het scenario. 
Techniek
Welke technieken worden er gebruikt op een set? Denk bijvoorbeeld aan de welbekende greenscreens, of de maquettes van Metropolis uit 1927.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra verdieping

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies