2Ha - les 4

Nederlands 
Welkom 2Ha!



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Welkom 2Ha!



Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
  • Bespreken huiswerk
  • Start met hoofdstuk 2 van Lezen
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzaken en kernzinnen
Hoofdzaken: 
Belangrijkste zaken in een tekst (niet zo belangrijk = bijzaak).
Vind je op voorkeursplaatsen (inleiding/slot).

Staat vaak in kernzin van een alinea. 
Kernzin: 1e, 2e of laatste zin in alinea. 

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 5 van H1 Lezen

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken opdracht 5
1 Wat is de bron van de tekst?
2 Wat is het onderwerp?
4. Wat betekenen de woorden?
5. In welke 2 opeenvolgende zinnen staat de belangrijkste informatie van alinea 1 en 2 samen?
7. Wat zijn 3 oorzaken van globalisering?
8. Welke 3 groepen landen vormen samen een soort wereldsysteem?

Slide 5 - Tekstslide

Start Lezen hoofdstuk 2
Tekstverbanden en signaalwoorden

Pak je laptop en open LessonUp.

Slide 6 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je nog (denk aan De Brug)?

Slide 7 - Woordweb

Eerdere tekstverbanden
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe tekstverbanden
Concluderend tekstverband
Redengevend tekstverband
Oorzakelijk tekstverband

Slide 9 - Tekstslide

Het concluderend verband 
Hierbij wordt een conclusie getrokken. 
Signaalwoorden: dus, kortom, dat houdt in, concluderend, al met al

Voorbeeld: 
Kortom, het is belangrijk om je huiswerk te maken.  

Slide 10 - Tekstslide

Het redengevend verband

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden daarvoor is, dankzij


Voorbeeld:

Hij heeft die trui uitgezocht omdat hij van geel houdt.


Slide 11 - Tekstslide

Het oorzakelijk verband
Let op! Lijkt veel op redengevend, maar hier gaat het om een oorzaak waar zelf je geen invloed op hebt. 

Signaalwoorden: doordat, dankzij, als gevolg van, dat komt door

Voorbeeld: 
Doordat het regent, worden de straten nat.

Slide 12 - Tekstslide


Tekstverbanden
oefenen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?

Slide 14 - Open vraag

Iedereen in 2 havo maakt altijd zijn huiswerk. Kortom, die zorgen over een leerachterstand vallen allemaal wel mee.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband

Slide 15 - Quizvraag

Omdat hij altijd zo gierig is, heeft hij een heleboel geld gespaard.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband

Slide 16 - Quizvraag

Ik ga niet naar het feestje. De reden hiervoor is dat ik haar helemaal niet aardig vind.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband

Slide 17 - Quizvraag

Dankzij de regen van de afgelopen dagen, zijn de platen weer helemaal opgebloeid.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband

Slide 18 - Quizvraag

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Concluderend
Redengevend
al met al
dat houdt in
daarom
want

Slide 19 - Sleepvraag

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Toelichtend
Opsommend
Bijvoorbeeld
Zoals
Verder
Ook

Slide 20 - Sleepvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Lezen Hoofdstuk 2 (bladzijde 42 - 44)

Slide 21 - Tekstslide