BIOT P3.2_Maag/darm

                                   Spijsvertering
Mondholte
In de mondholte wordt het voedsel fijngemalen (kauwen). Het oppervlakte van het voedsel wordt vergoot zodat speeksel-amylase beter kan inwerken. Zetmeel in het voedsel wordt door s-amylase (afkomstig van de speekselklieren) afgebroken tot oligosachariden en disachariden.
Keelholte (pharnyx)
Verbind de neusholte mondholte en strottenhoofd.
De slikreflex komt tot stand doordat het voedsel dat achterin de keel komt.
Hierdoor wordt de tong tegen het gehemelte geduwd en de strottenklep sluit de luchtpijp. 
Slokdarm (oesophagus)
25 cm lange verbindingsbuis van de keel naar de maag.
De wand bestaat uit 4 lagen waaronder spierlagen en bindweefsel. Door de verschillende spieren is de slokdarm in staat ritmisch samen te trekken en het voedsel naar beneden te duwen = peristaltiek. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                                   Spijsvertering
Mondholte
In de mondholte wordt het voedsel fijngemalen (kauwen). Het oppervlakte van het voedsel wordt vergoot zodat speeksel-amylase beter kan inwerken. Zetmeel in het voedsel wordt door s-amylase (afkomstig van de speekselklieren) afgebroken tot oligosachariden en disachariden.
Keelholte (pharnyx)
Verbind de neusholte mondholte en strottenhoofd.
De slikreflex komt tot stand doordat het voedsel dat achterin de keel komt.
Hierdoor wordt de tong tegen het gehemelte geduwd en de strottenklep sluit de luchtpijp. 
Slokdarm (oesophagus)
25 cm lange verbindingsbuis van de keel naar de maag.
De wand bestaat uit 4 lagen waaronder spierlagen en bindweefsel. Door de verschillende spieren is de slokdarm in staat ritmisch samen te trekken en het voedsel naar beneden te duwen = peristaltiek. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maag (gaster)
  • Elastische sterk geplooide  gespierde zak
  • Kan uitzetten en krimpen (kneden)
  • Slijmvlieslaag bevat plooien met klieren (uitscheiding maagsap)

Functies:
  • reservoir
  • vertering voedsel door peristaltiek 
  • vertering van voedsel door enzymen
  • doden van bacteriën (lage pH)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertering oiv maagsap
2,5 tot 3 liter per dag
Maagsap bestaat uit:
  • HCl door pariëtale cellen          -> pH van 1,5 
  • Pepsinogeen/pepsine               -> eiwitsplitsend enzym 
  • Intrinsiek factor (IF)                     -> bindt Vit-B12 en zorgt voor resorptie
  • water                                                  -> oplos- en transportmiddel 
  • alkalische mucus (slijm)           -> bescherming tegen pepsine en HCl

--> voedsel gemengd met maagsap = chyme
H+ en Cl- worden apart uitgescheiden door pariëtale cellen in het maagslijmvlies en vormen in het lumen van de maag pas het zuur HCl.

IF wordt uitgescheiden door pariëtale cellen. Het bindt aan vitamine B12 (het maagzuur en pepsine weken vit-B12 los uit de voeding). Hierdoor wordt vit-B12 geresorbeerd door het darmepitheel (receptoren aanwezig voor IF-Vit B12 complex). Zonder IF is er geen opname van vit B12.
Vit B12 speelt een rol bij vorming van erythrocyten (zie Hfd 15).

Pepsinogeen wordt oiv het zure milieu (HCl) geactiveerd tot pepsine. Pepsine (= enzym) is een proteïnase en splitst proteinen in de maag tot kleinere polypeptiden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maag (gaster)
  • Elastische sterk geplooide  gespierde zak
  • Kan uitzetten en krimpen (kneden)
  • slijmvlieslaag bevat plooien met klieren

Functies:
  • reservoir
  • vertering voedsel door peristaltiek 
  • vertering van voedsel door enzymen
  • doden van bacteriën (lage pH)
Maagportier = pylorus
Door prikkeling van het chyme (voedsel met maagsap) ontspant de pylorus en worden steeds een kleine hoeveelheiden chyme naar het duodenum getransporteerd voor verdere vertering.
Chyme
Voedsel dat met het maagsap vermengd is wordt chyme genoemd.
Eiwitten worden door pepsine (= proteïnease) afgebroken tot kleinere polypeptidenketens.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt H+ en Cl- als ion uitgescheiden en vormt het in het lumen pas HCl?
A
de maag is bestand tegen het HCl (dikke mucuslaag)
B
HCl is te groot voor de poriën van de parietale cellen
C
anders zou HCl de cel aantasten van binnenuit
D
de cel mist het enzym die H+ met Cl- verbindt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt pepsinogeen pas in het lumen van de maag (door HCl) geactiveerd tot pepsine?
A
pepsine is te groot voor de poriën van de parietale cellen
B
anders zou pepsine de cel aantasten van binnenuit
C
de cel mist het enzym die pepsinogeen omzet in pepsine
D
de maag is bestand tegen het actieve pepsine (dikke mucuslaag)

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Papil van Vater
daar waar de galbuis en pancreas (alvleesklier) uitmonden in het duodenum (eerste deel van de dunne darm) voor verdere vertering van het voedsel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proces van neutralisatie
Oiv het zure chyme wat binnenkomt in het duodenum vanuit de maag, wordt secretine uitgescheiden door darmklieren. Secretine is een hormoon dat wordt opgenomen uit het bloed en vervoerd naar de pancreas. Hier stimuleert secretine de aanmaak van het basische natriumbicarbonaat (NaHCO3). NaHCO3 wordt via de pancreasbuis naar het duodenum vervoerd om daar de zure voedselbrij te neutraliseren. Zodra de pH geneutraliseerd is (van pH 2 naar pH 8), gaat de pylorus weer open voor nieuwe chyme. Het proces start weer opnieuw.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pancreas als klier
Pancreas heeft zowel exocriene en endocriene functies:
  • Exocrien = afgifte van enzymen via een holte of buis naar het lumen van het verteringsstelsel (duodenum), bv pancreas via de pancreasbuis in duodenum (via Papil van Vater). Zweetklieren hebben ook een exocriene functie.
  • Endocrien = directe afgifte van hormonen zoals insuline en glucagon aan het bloed, bv pancreas, hypofyse, schildklier
Pancreassap (exocrien)
Pancreassap (1,5 L/dag) bestaat uit:
  • water
  • mucus
  • pancreas-amylase (p-amylase) -> dezelfde werking als s-amylase
  • proteïnasen -> deze breken polypeptideketens af tot dipeptiden en monopeptiden (= aminozuren)
  • lipase -> aanwezige lipiden uit voeding worden afgebroken tot monoglyceriden en vetzuren (zie slide 16)
  • NaHCO3 -> alkalisch molecuul dat zorgt voor pH neutralisatie in het duodenum (aanmaak door pancreas oiv secretine). De gevormde pH (pH 7-8) is optimaal voor de aanwezige enzymen in het duodenum. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Pancreas als klier
Pancreas heeft zowel exocriene en endocriene functies:
  • Exocrien = afgifte van enzymen via een holte of buis naar het lumen van het verteringsstelsel (duodenum), bv pancreas via de pancreasbuis in duodenum (via Papil van Vater). Zweetklieren hebben ook een exocriene functie.
  • Endocrien = directe afgifte van hormonen zoals insuline en glucagon aan het bloed, bv pancreas, hypofyse, schildklier
Pancreassap (exocrien)
Pancreassap (1,5 L/dag) bestaat uit:
  • water
  • mucus
  • pancreas-amylase (p-amylase) -> dezelfde werking als s-amylase
  • proteïnasen -> deze breken polypeptideketens af tot dipeptiden en monopeptiden (= aminozuren)
  • lipase -> aanwezige lipiden uit voeding worden afgebroken tot monoglyceriden en vetzuren (zie slide 16)
  • NaHCO3 -> alkalisch molecuul dat zorgt voor pH neutralisatie in het duodenum (aanmaak door pancreas oiv secretine). De gevormde pH (pH 7-8) is optimaal voor de aanwezige enzymen in het duodenum. 
Eiwitvertering
De aanwezige proteïnasen (eiwitsplitsende enzymen), trypsine en chymo-trypsine en door de dunne darm aangemaakte aminopeptidasen, zetten polypeptidenketens om in dipeptiden en monopeptiden (= aminozuren).
De dipeptiden en aminozuren worden via het darmepitheel opgenomen in het bloed en getransporteerd naar de lever om vervolgens als bouwsteen te worden gebruikt bij de productie van eiwitten, zoals albumine en stollingsfactoren.
Vetvertering
De geëmulsifeerde lipiden (door de galzure zouten) worden door lipase (in het pancreassap) afgebroken tot monoglyceriden en vetzuren die vervolgens worden opgenomen door het darmepitheel naar het bloed. De gevormde triglyceriden worden via het bloed vervoerd naar de lever voor de productie van lipoproteinen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gal
  • 1 L/dag gal aanmaak door lever 
  • opslag van gal in galblaas
  • bevat galzure zouten, cholesterol en bilirubine
1. Emulgatie van lipiden
Stap 1
Galzure zouten uit het gal zorgen voor emulgatie van lipiden uit de voeding. Emulgatie is het proces waarbij grote vetmoleculen verdeeld worden in kleinere vetbolletjes. Hierdoor zijn de geëmulsifeerde lipiden beter toegankelijk voor lipase (enzym afkomstig van de pancreas). 
3. Vorming van micellen
Stap 3
Monoglyceriden en vetzuren zijn niet wateroplosbaar en worden verpakt door galzure zouten als micellen. Deze micellen zijn wel wateroplosbaar en kunnen in het darmlumen getransporteerd worden via het darmepitheel voor resorptie naar het bloed.
2. Werking van lipase
Stap 2
Lipase (en co-lipase), beide afkomstig uit de pancreas, breken de lipiden af tot monoglyceriden en vetzuren. Deze zijn niet wateroplosbaar (zie stap 3).

4. Resorptie van monoglyceriden en vetzuren
Stap 4
De monoglyceriden en vetzuren worden oiv diffusie door het darmepitheel opgenomen (beide hydrofoob) en omgezet in triglyceriden. Deze triglyceriden worden in het bloed opgenomen voor verwerking in lipoproteinen.
De galzure zouten worden via de poortader getransporteerd naar de lever waar ze gebruikt worden voor de aanmaak van gal = enterohepatische kringloop van gal.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gal wordt gemaakt in de...
A
Galblaas
B
Lever
C
Pancreas
D
Maag

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

duodenum
Duodenum is het eerste gedeelte van de dunne darm en wordt de 12-vingerige darm genoemd. Het is 12 cm lang.
In de papil van Vater monden twee buizen uit:
  • pancreasbuis (verbindingsbuis van pancreas naar duodenum. Zie eerder slide voor uitleg -> neutralisatie)
  • galbuis (verbindingsbuis vanaf de gal naar duodenum)
jejenum
Jejenum wordt de nuchtere darm genoemd (2e gedeelte van de dunne darm) en is ongeveer 2,5 m lang
Naam herleidt naar feit dat dit gedeelte bij een overledene meestal leeg (= nuchter) is.
Er is geen duidelijke overgang naar het ileum (3e deel van de dunne darm)
ileum
Het ileum is de kronkeldarm en is ongeveer 3,5 m lang.
Het dankt zijn naam aan de vele kronkels die onder invloed vd persitaltiek steeds van vorm veranderen. Bij de ziekte van Crohn is dit gedeelt evaak ontstoken.
Functies van de dunne darm
  • door de mix van de verschillende verteringssappen, is er een complete vertering van biomoleculen -> eiwit, koolhydraten, lipiden en nucleotiden in kleinere moleculen
  • resorptie van deze kleine moleculen, zoals monosachariden, aminozuren, nucleotiden, vetzuren en glycerol uit het voedsel naar het bloed
  • resorptie van mineralen, vitaminen en water
  • transport van het overige voedselbrij naar het colon (= dikke darm)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende verteringssappen
In de dunne darm komen verschillende verteringssappen vanuit de pancreas en galblaas (gal) en de darm zelf samen om werkzaam te zijn in de vertering:
  • pancreassap (afkomstig van de pancreasbuis en mondt uit in het duodenum via de Papil van Vater)
  • gal (afkomstig van de galbuis en mondt uit in het duodenum via de Papil van Vater)
  • darmsap (afkomstig uit klieren die tussen de darmvlokken liggen)
Vertering in de dunne darm
Door de verschillende verteringssappen (pancreassap, gal en darmsap) worden grote moleculen afgebroken tot kleine bouwstenen. Deze bouwstenen worden vervolgens opgenomen (geresorbeerd) door het darmepitheel naar het bloed en getransporteerd naar de lever waar ze gebruikt worden voor opbouw van nieuwe moleculen.
Darmsap
Darmsap (afkomstig uit klieren die tussen de darmvlokken liggen) bevat:
  • kinasen -> zorgen voor activatie van andere enzymen (afkomstig uit de pancreas zoals lipase en p-amylase) in het darmlumen
  • peptidasen -> samen met trypsine en chymotrypsine worden polypeptideketens verder afgebroken tot dipeptiden en aminozuren
  • nucleasen -> DNA en RNA worden afgebroken tot nucleotiden. Nucleotidase breekt deze verder af tot stikstofbasen. 
  • maltase, sacharase en lactase zorgen voor verdere afbraak van disachariden in monosachariden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dunne darm
2 voetbalvelden!!
Het darmslijmvlies van zowel de dunnen als dikke darm bevat plooien in de lengterichting van de darm. Op deze plooien bevinden zich darmvlokken = villi.
De epitheelcellen van de darmvlokken bevatten ook nog eens microvilli.
De lengte van de darm, de darmplooien, villi en microvilli vormen tezamen een groot oppervlakte van wel 2 voetbalvelden groot!!
Dit is bevordelijk voor de resorptie van voedingsstoffen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke drie onderdelen bestaat de dunne darm?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de functies van de dunne darm

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym verteert de koolhydraten?
A
amylase
B
maltose
C
pepsine
D
lipase

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym verteert eiwitten?
A
pepsine
B
maltose
C
lipase
D
amylase

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym verteert de vetten?
A
lipase
B
pepsine
C
amylase
D
maltose

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kernmerken van de dikke darm
De dikke darm is totaal 1,5 m lang en bestaat uit:
  • ceacum (= blinde darm)
  • transending colon (deel vd dikke darm dat omhoog loopt)
  • transversum (deel vd dikke darm dat dwars loopt, horizontaal mee met je middenrif)
  • descending colon (deel vd dikke darm dat naar beneden loopt)
  • sigmoid colon (deel vd dikke darm dat overgaat in de endeldarm, S-vormig
  • rectum (= endeldarm), het resevoir voor onverteerbaar voedsel (= feces)
  • feces bestaat uit water, mucus, bacteriën (25%) en bilirubine (bilirubine is een afbraakproduct van hemoglobine)
  • 20 uur na maaltijd wordt het lichaam ontlast van deze voedselbrij. Dit heet dan feces (= ontlasting)
Darmflora
De darmflora is een verzamelnaam voor alle bacteriën die in de darm leven. In totaal zijn dat ongeveer 100 biljoen bacteriën (10^14)
Deze darmbacteriën kunnen onderverdeeld worden in nuttige en schadelijke bacteriën. Bij een gezonde darmflora zijn de nuttige en schadelijke bacteriën met elkaar in evenwicht. De binnenkant van de darmwand is in dat geval helemaal bezet met bacteriën. De schadelijke bacteriën kunnen zich daardoor niet vermenigvuldigen, omdat er onvoldoende ruimte en voedsel is voor nieuwe bacteriën. Zo blijft het evenwicht in stand.

De darmflora kan veranderen door bijvoorbeeld ziekte, een infectie of een behandeling met medicijnen zoals antibiotica. Antibiotica doden namelijk niet alleen schadelijke bacteriën, maar ook de nuttige bacteriën uit de darmflora. Hierdoor raakt de darmflora verstoord en ontstaan er lege plekken op de darmwand. De schadelijke darmbacteriën krijgen daardoor de kans om zich te vermenigvuldigen. Wanneer deze schadelijke bacteriën de overhand krijgen, kunnen we klachten krijgen of ziek worden.
Ceacum en appendix
Het eerste stuk van het colon, de blinde darm = ceacum ligt onder de uitmonding van de dunne darm
De blinde darm loopt dood, vandaar de naam. 
Aan de onderkant van de blinde darm zit een wormvormig aanhangsel, de appendix. Bij een blindedarmonsteking is dit wormvormig aanhangsel ontstoken = appendicitus en dus niet de blinde darm zelf!
Functies van de colon (= dikke darm)
  • resorptie van water en zouten naar het bloed, dat leidt tot indikking van de voedselbrij
  • uitscheiding (defecatie) van afvalstoffen, waaronder onverteerbare voedselresten, water, slijm, bacteriën (25%), galkleurstoffen (bilirubine) in de vorm van feces
  • productie vitamine K en foliumzuur door de aanwezige coliformen
  • primair immuunsysteem door probiotica
  • vertering in de vorm van rotting (eiwitvertering) en fermentatie (= gisting van koolhydraten) 
Functies vd darmflora
De colon bevat 10^14 bacteriën (1 - 1,5 kg).
Deze darmflora is essentieel voor de vertering. Zo maken de aanwezige bacteriën cellulase, een enzym dat cellulose (een polysacharide in planten) afbreekt tot glucose en zorgt E. coli voor de productie van vitamine K en foliumzuur uit voedsel.

Ook speelt de darmflora een belangrijke rol als primair immuunsysteem. 
Als deze te zwaar belast wordt door bv:
- te veel geraffineerde suiker
- veel vlees
- eenzijdige voeding
- antibiotica
dan is de balans vd darmflora verstoord met als gevolg een toename in infectieziekten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke drie onderdelen bestaat de dikke darm?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de functies van de dikke darm:

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

pancreas
maagsap
lever
speeksel
darmsap
gal
pepsine
lipase
p-amylase
s-amylase
proteinase
maltase, sacharase en lactase
peptidase
nuclease

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoelang duurt het voordat wat je hebt gegeten als ontlasting je lichaam verlaat?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pathofysiologie maag/darm
Malabsorptiesyndroom:
- Coeliakie 
- Inflammatoire darmziekten (IBD)

        - ziekte van Crohn  
        - colitis ulcerosa 
Overgevoeligheid voor gluten
Gluten is een eiwit dat voorkomt in tarwe, rogge, gerst, spelt en kamut. Ook is haver vaak besmet met gluten en wordt daardoor meestal niet verdragen door mensen met coeliakie. Het eten van gluten veroorzaakt een beschadiging van het slijmvlies van de dunne darm (ontstoken), waardoor de darmvlokken verloren gaan. Dit heeft als gevolg een sterke afname in de opname van voedingsstoffen = malabsorptie
Symptomen zijn gewichtsverlies, diarree, buikpijn met gasvorming, opgeblazen gevoel
Chronische ontsteking darmslijmvlies
IBD is een verzamelnaam voor verschillende aandoeningen van het maagdarmkanaal, gekernmerkt door chronische ontstekingen van het darmslijmvlies, waardoor er zweren ontstaan.
Patienten hebben vaak buikpijn, (bloederige) diarree met bloedarmoede, vermoeidheid, en gewichtsverlies
Bij de ZvC (Ziekte van Crohn) kunnen ontstekingen in het gehele maagdarmstelsel voorkomen van mond tot anus (zie middelste plaatje). Vaak zijn ze gelokaliseerd in de overgang van de dunne darm naar de dikke darm, het terminale ileum. 
Typerend voor ZvC is dat ontstoken delen van de maag/darm worden afgewisseld met gezond slijmvlies. De zweren zijn vaak niet oppervlakkig en kunnen door de darmwand heen reiken (fistels). Het gevolg van deze ontstekingen is malabsorptie.
Symptomen als diaree en bloedverlies zijn kernmerkend. 
Bij colitis ulcerose (CU) ontstaat de ontsteking vaak in de endeldarm (rectum) en breidt zich naar boven uit tot de gehele colon (dikke darm).
De zweren blijft beperkt tot het darmslijmvlies (zie 3e plaatje). Ook dit leidt tot malabsorptie.
Symptomen zijn vergelijkbaar als die bij ZvC.
zie ook tabel 11.1 vh boek (kennen!)
Vervang 'symptomen' door gevolg of uiting van de ziekte in tabel 11.1

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Coeliakie
- symptomen
- intolerant voor gluten
- vlokatrofie en malabsorptie
- auto-immuunziekte

anti-tTG
Coeliakie is een auto-immuunziekte. Zodra je gluten eet raakt het slijmvlies van de dunne darm beschadigd. Je afweersysteem ziet gluten als lichaamsvreemd en maakt antistoffen aan die je eigen darmcellen aanvallen (anti-tTG = auto antistof). Dit leidt tot een ontstekingsreactie met als gevolg vlokatrofie en malabsorptie.

anti-tTG = anti-tissue tansglutaminase, vaak IgA, is een antilichaam gericht tegen tissue transglutaminase (enzym dat nodig is voor de verwerking van gluten). Dit antilichaam breekt dus je eigen enzym af, waardoor er een slechte vertering is van gluten. Deze auto-antistoffen worden gebruikt om de diagnose coeliakie te stellen.
De hoogte van de titer zegt iets over de ernst van de ziekte.

Bij het volgen van een glutenvrij dieet herstelt de darm zich volledig en verdwijnen de antistoffen.
De darmvlokken raken beschadigd als deze regelmatig in aanraking komen met gluten. Op den duur kan de darmwand door contact met gluten ernstig beschadigd raken en zijn er geen darmvlokken meer over. Het oppervlak van de dunne darm is dan glad en te klein geworden. Dit heet vlokatrofie.
Vlokatrofie heeft als gevolg een sterke afname van het darmoppervlak, waardoor voedingsstoffen minder goed opgenomen worden -> malabsorptie.
Intolerant betekent het niet kunnen verwerken van in dit geval gluten
Klinische verschijnselen zijn gewichtsverlies (door vermindere opname voedingsstoffen), diarree, gasvorming met buikpijn en opgeblazen gevoel.
Bij kinderen kan de lichaamslengtegroei achterblijven

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laboratoriumdiagnostiek bij aandoeningen in MDP
  • Malabsorptie van vet/elastase in feces
  • Vitamine- B12 malabsorptie
  • Occult bloed in feces
  • Eiwitverlies
  • Serumalbumine
  • Calprotectine in feces

Steatorrhoe
Bij normale omstandigheden is er weinig vet in feces, want vet wordt in de dunne darm geresorbeerd (mbv galzure zouten (uit de lever en galblaas) voor emulgatie -> lipase (uit de pancreas) voor afbraak tot monoglyceriden -> opname via darmepitheel dunne darm).

Bij steatorrhoe is vet in feces toegenomen door een verminderde vetopname door het darmepitheel = malabsorptie
Als steatorrhoe wordt aangetoond duidt dit vaak op een lever- of pancreasziekte, veelal het laatste. De productie van lipase door de pancreas is verlaagd, dus vetten worden minder goed afgebroken.

Diagnose stellen: 3 dagen feces verzamelen en hoeveelheid vet wordt bepaald (min 100 g/dag). 
Ontstekingen van maagslijmvlies = (auto-immuun) gastritis
Maagzuur en pepsine zijn nodig om vit-B12 uit voeding te isoleren om vit-B12 vervolgens te laten binden aan intrinsiek factor (IF = glycoproteïne). Dit complex wordt vervolgens opgenomen in het darmepitheel (dunne darm) via specifieke receptoren voor dit complex.

Oorzaken van vit-B12 malabsorptie:
- verminderd maagzuurproductie door gastrine. Pepsine, die optimaal werkt bij pH 2 samen met het maagzuur zorgen voor het losweken van vit-B12 uit voeding. Is er te weinig maagzuur, zal pepsine verminderd werken en dus minder vit-B12 worden opgenomen.

- tekort aan IF (meest voorkomend). Dit kan komen door auto-immuungastritis. Auto-antistoffen vallen lichaamseigen cellen (parietale cellen die maagzuur en IF produceren) aan. Hierdoor is er een vermindere aanmaak van maagzuur en/of IF met als gevolg een verstoorde vit-B12 resorptie.
Dit leidt weer tot verminderde aanmaak van erytrocyten -> anemie (vit-B12 is nodig voor aanmaak erytrocyt)
Tumoren in darmkanaal
Tumoren in het darmkanaal bloeden vaak in geringe mate. Deze kleine bloedingen kunnen worden opgespoord door occult (= verborgen) bloed in feces te meten.
anti-trypsine bij darmziekten
Door het abnormale of ontstoken darmslijmvlies zoals bij coeliakie, ZvC en CU, kan er eiwitverlies optreden (eiwitten/aminozuren lekken weg uit het darmepitheel en worden niet of verminderd opgenomen in het bloed).
Om darmziekten op te sporen kan dit eiwitverlies gemeten worden middels alfa1-antitrypsine.
Als alfa1-antitrypsine weglekt uit het darmepitheel wordt dit niet afgebroken in de darmen (andere eiwitten wel) en zal bij een darmziekte in de feces terechtkomen. Dit is dus meetbaar 

Opsporen en vervolgen darmziekten
Door het abnormale of ontstoken darmslijmvlies zoals bij coeliakie, ZvC en CU, kan er eiwitverlies via darmepitheel of een verminderde eiwitresorptie in het bloed optreden. 
Hierdoor kan hypo-albuminemie optreden (verlaagde albumineconcentratie in het bloed) waarbij serumalbumine door het eiwitverlies met de feces het lichaam verlaat.
Dit is niet specifiek, aangezien leverziekten dit ook kunnen veroorzaken
Ontstekingsremmend eiwit
Calprotectine is een eiwit dat aanwezig is in het cytoplasma van witte bloedcellen (neutrofiele granulocyten en monocyten). 
Bij chronische ontstekingen in de darm wordt calprotectine door deze cellen uitgescheiden (deze cellen zijn verhoogd aanwezig in het darmepitheel op de plek van ontstekingen) en komt het vrij in feces. 
De concentratie van calprotectine in feces zegt dus iets over de ontstekingactiviteit in het darmlumen. Deze test wordt ook gebruikt om de ziekteactiviteit te volgen (monitoren).
Pancreas-insufficientie
Elastase is een enzym (protease) dat wordt uitgescheiden door de pancreas en geeft een goed beeld over de exocriene functie van de pancreas. 
Elastase in feces wordt bepaald om steatorrhoe en malabsorptie op te sporen. Een verlaagde waarde van elastase is een indicatie voor pancreas-insufficientie = slecht werkende pancreas of door destructie van pancreasweefsel. Hierdoor dus verminderde productie en uitscheiding van elastase.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niets meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders ...

Slide 34 - Poll

https://community.lessonup.com/posts/handig-gebruik-de-poll-als-exit-ticket?utm_source=manual