Chemische vertering

Chemische vertering
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Chemische vertering

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Anatomie (herhaling)
  • Processen per orgaan
  • Enzymen en dergelijke

Slide 2 - Tekstslide

Anatomie
We hebben gezien dat in elke stap
van het verteringsproces er steeds meer
stoffen worden afgebroken en dus 
"verteerd".
Maar hoe zit dat nou precies?

Slide 3 - Tekstslide

Anatomie en Fysiologie
De studie van alle structuren en onderdelen van het lichaam heet "anatomie".
Studie tips:
  • Maak tekeningen
  • Zet de verschillende namen erbij

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Anatomie en Fysiologie
De studie van alle functies van de onderdelen in het lichaam heet "fysiologie"
Studie tips:
  • Schrijf op een post-it note welke belangrijke functies een orgaan heeft
  • Plak het op je anatomie tekening op het juiste orgaan.

Slide 6 - Tekstslide

Mondholte
In de mondholte gebeuren er verschillende stappen:
  • Vermalen van voedsel
  • Aanmaak speeksel
  • Menging speeksel en voedsel
  • afbraak zetmeel -> maltose

Slide 7 - Tekstslide

Snijtanden 
anatomie: zijn scherp en afgevlakt.
Fysiologie: Helpen met het "afsnijden" van voedsel.
Kenmerkend voor Carnivoren.
Kiezen 
anatomie: zijn breed en afgeplat.
Fysiologie: Helpen met het vermalen van voedsel.
Kenmerkend voor Herbivoren.

Slide 8 - Tekstslide

Tong
anatomie: lange spier waar korrelvormige uitstulpinkjes opzitten (pappillen)

Fysiologie: het bewegen van voedsel door de mond, het doorslikken , het smaken van voedsel (smaak pappillen) en het helpen van uitspraak tijdens het praten.

Slide 9 - Tekstslide

Strottenklep (Epiglottis)
anatomie: vlezig gedeelte achter de tong.

Fysiologie: Sluit de luchtpijp af bij het doorslikken van voedsel.

Feit: Het verslikken tijdens het eten wordt vaak veroorzaakt door het niet tijdig of niet goed sluiten van het strottenklepje.
Huig
anatomie: verlenging van het gehemelte.
Fysiologie: sluit neusholtes af bij het doorslikken van voedsel.
Feit: kan overgeven veroorzaken bij aanraking.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Speekselklieren
Anatomie: 3 klieren aan elke zijde.
  1. sublinguaal (ondertong) klier
  2. Onderoor klier
  3.  Onderkaak klier
Fysiologie: maakt speeksel aan met het enzym amylase
Amylase breekt zetmelen af naar maltose (disacharide). 

Feit:
  • maakt 1 - 1.5 L speeksel per dag.
  • Werkt op visuele prikkels (zien) of de geurzin (ruiken)
  • Autonoom zenuwstelsel.
1.
2.
3.

Slide 13 - Tekstslide

Conclusie
Vertering begint in de mond. Hier worden, met behulp van het enzym amylase, zetmelen (polysachariden) omgezet in maltose (disachariden)
 

Slide 14 - Tekstslide

Amylase
Amylase is een enzym. Enzymen zijn eitwit moleculen die reacties faciliteren (maken) of versnellen.
Ze heten ook wel katalysatoren.

De naamgeving van enzymen werkt vaak zo:
Het substraat + -ase

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Werkzaamheid enzymen
Enzymen werken het beste onder gunstige omstandigheden, die verschillen per enzym maar hebben te maken met de temperatuur en PH-waarde van het milieu.
Over het algemeen werken lichaamsenzymen het beste bij 37.C.


Amylase werkt het beste bij een PH van 6.6, of tussen de 6 en 7.5

Slide 17 - Tekstslide

Conclusie:
het enzym Amylase werkt op de polysacharide "Amylose".
Amylose wordt afgebroken naar Maltose

(C₆H₁₀O₅)ₙ           C12H22O11 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slokdarm
anatomie: tube van zo'n 25cm bestaande uit lengtespieren en kringspieren. Loopt van de mondholte naar de maag.

Fysiologie: door het ritmisch samentrekken van de kring- en lengtespieren wordt peristaltiek veroorzaakt, waardoor de voedsel brei zich vanaf de mond naar de maag kan bewegen.

Feit: Omgekeerde peristaltiek is wanneer de beweging van maag naar mond gaat, oftewel: overgeven.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Anatomie: de maag bestaat uit verschillende lagen, in die lagen zitten slijmvliezen en maagsapklieren aan de bovenzijde. 
De onderzijde bestaat vooral uit kringspieren.
 De aansluiting van maag naar twaalfvingerige darm heet het maagportier.
Fysiologie: De klieren produceren enzymen en zoutzuur die het voedsel verteren. Ook daalt de PH-waarde waardoor Amylase stopt met werken.
De kringspieren kneden het voedsel samen en vermengen het met de maagsappen

Slide 24 - Tekstslide

Maagwand
De maagwand bevat dus bepaalde klieren. Een gedeelte 
van deze cellen laat H+ ionen los, andere CL-. Hier
 wordt zoutzuur (HCL) van gemaakt.
Ook wordt er pepsinogeen gemaakt. dit is een pro-enzym
oftewel een "voor" enzym: het is inactief en doet nog 
niks. Pas onder invloed van HCL wordt er 
pepsine (peptase) van gemaakt.

Pepsine breekt eiwitten af naar aminozuren.

Slide 25 - Tekstslide

Peptase
Pepsinogeen is dus een pro-enzym, een niet actief enzym. 
Onder invloed van HCL wordt pepsinogeen omgezet in peptase , of pepsine.
Pepsine zorgt er zelf óók voor dat pepsinogeen om wordt gezet in pepsine, dit is dus een positieve terugkoppeling: het proces versterkt zichzelf.

Peptase maakt van grote eiwit moleculen peptiden, peptiden zijn lange ketens aminozuren en kunnen gebruikt worden als bouwsteen voor nieuwe eiwitten.

Slide 26 - Tekstslide

Peptase
Dus: als jij denkt aan eten gaat jouw maag HCL en pepsinogeen aanmaken.
Door de zure omgeving wordt pepsinogeen omgezet in peptase en peptase zet zelf pepsinogeen ook om in peptase.

Eiwitten worden afgebroken tot peptiden, lange aminozuur ketens.

Slide 27 - Tekstslide

Peptase
  1. + HCL + Pepsinogeen = ++ peptase
  2. Pepsinogeen + peptase = ++ peptase
  3. Peptase + eiwitten = peptiden

Slide 28 - Tekstslide

Maagportier
Het maagportier gaat 3 tot 4 uur na de maaltijd open en laat geleidelijk de voedselbrei door. Dit heeft te maken met de zuurgraad van de twaalfvingerige darm. Als die zuur wordt, trekt de kringspier zich aan waardoor er geen voedsel meer langs kan. Wanneer het weer basisch wordt ontspant de spier zich en wordt er weer wat doorgelaten. 

Dit milieu is basisch, wat het maagzuur neutraliseert en waardoor pepsine weer omgezet wordt in het niet actieve pepsinogeen.

Slide 29 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm (duodenum)
anatomie: klein stukje darm die de maag aansluit op de dunne darm. Ook sluiten er de galblaas en de alvleesklier op aan en zitten er cellen in de wand die hormonen afgeven. 

Fysiologie: de zure voedselbrei wordt geneutraliseerd door het toegevoegde gal en alvleessap. Het zure stimuleert ook de afgifte van secretine en cholecytosine

Slide 30 - Tekstslide

Secretine
Secretine is een hormoon. Met hormonen worden bepaalde processen gestart
Secretine stimuleert de lever tot het maken van gal en de alvleesklier tot het maken van natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3) dit is basisch en neutraliseert dus de HCL uit de maag.

Slide 31 - Tekstslide

Cholecystokinine
Dit hormoon stimuleert de afgifte van gal vanuit de galblaas, welke vetten kan emulgeren.
Ook stimuleert het de afgifte van verschillende enzymen uit de alvleesklier.

Slide 32 - Tekstslide

Galblaas
Anatomie: zit rechts onder de lever, maar boven de twaalf-
vingerige darm. Heeft connecties met zowel de lever
als de darm. 

Fysiologie: slaat gal op, en levert gal af in de twaalfvingerige
darm wanneer nodig.
Gal emulgeert vetten waardoor het enzym lipase, wat werkt
op lipiden (dus vetten) goed kan werken.

Slide 33 - Tekstslide

Galblaas
Anatomie: een langwerpig orgaan wat
links onder de maag zit, en waar de
12-vingerige darm zich om heen krult.
Bevat véél hormoon- en enzymklieren.



Fysiologie: produceert en levert de
volgende enzymen: trypsinogeen, peptidasen, amylase, lipase, DNA-ase en RNA-ase
Eilandjes van langerhans produceren de hormonen: Insuline en Glucagon.


Slide 34 - Tekstslide

Trypsinogeen
wordt door enzym in de 12-v darm omgezet in tripsine
Tripsine
Tripsine splitst grote polypeptiden in kleinere polypeptiden
enterokinase
enzym van de 12-v darm , zet trypsinogeen om in tripsine
peptidasen
zetten korte polypeptiden om in di- en tripeptiden en aminozuren.
amylase
zetten polysachariden (zetmelen) om in maltose
lipase
Zet triglyceriden om in glycerol, vetzuurmoleculen, monoglyceriden.
DNA-ase en RNA-ase
Zetten de DNA en RNA strengen om in enkele nucleotiden (suikergroep, stikstofbase, fosfaatgroep)
Enzymen in de 12v darm

Slide 35 - Tekstslide

Dunne darm
anatomie: gemiddeld zo'n zeven meter lange tube gevuld met darmplooien en -vlokken (villi).
Ook zitten er darmsapklieren in de wand.

Fysiologie: darmplooien en -vlokken zorgen voor een groter oppervlakte en helpen bij de opname van voedingsstoffen.
Darmsapklieren produceren darmsappen met o.a. de enzymen:
maltase
sacharase
lactase
peptidasen 

Slide 36 - Tekstslide

Maltase
maltase verteerd maltose tot 2 glucose moleculen.
Sacharase
zet sacharose om in kleinere suiker moleculen.
Lactase
zet lactose (melksuiker) om in kleinere suiker moleculen.
peptidasen
zetten de overgebleven tri- en dipeptiden om tot aminozuren 
Enzymen in de dunne darm

Slide 37 - Tekstslide

Handig
-ase                   enzymen die op een bepaalde stof werken
-ose                   suikers
-inogeen         pro-enzymen , moeten nog geactiveerd worden

Slide 38 - Tekstslide

Opname voedingsstoffen
In de darmvlokken zitten lymfe- en 
bloedvaten. De bloedvaten nemen de 
voedingsstoffen op en vervoeren het 
naar de lever via de  poortader

de lymfevaten vervoeren de vetten.

Ook wordt een groot gedeelte van het
water opgenomen.

Slide 39 - Tekstslide

Poortader
De poortader is een speciaal bloedvat. 
Deze ader zit niet direct aan het hart 
verbonden maar loopt direct van de
maag, 12v darm, dunne- en dikke darm naar
de lever.
Deze ader vervoert het grootste gedeelte
van de voedingsstoffen, die opgeslagen
kunnen worden in de lever of afgegeven 
naar andere delen van het lichaam.

Slide 40 - Tekstslide

Lymfevaten en vetten
De poortader vervoert geen vetten omdat het bloed een zeer waterige omgeving is. Daar zouden de vetten dus niet goed mee kunnen mengen waardoor er proppen kunnen ontstaan.
Daarom vervoeren de lymfevaten de lipiden die dáár vervolgens zo worden bewerkt dat ze wél met het bloed meegegeven kunnen worden en kunnen worden verspreid door het lichaam.

Slide 41 - Tekstslide