1/10

Binnen = beginnen
  • Telefoon in de bak
  • Jassen uit
  • Leesboek voor - lezen in stilte
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Binnen = beginnen
  • Telefoon in de bak
  • Jassen uit
  • Leesboek voor - lezen in stilte

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Nakijken huiswerk
  • Uitleg bijwoordelijke bepaling en herhaling meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp
  • In groepjes zinnen ontleden
  • Maken: opdracht 5 & 6
  • Lesdoelen controleren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Kennen
Het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp/bijwoordelijke bepaling
Kunnen
Het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp/bijwoordelijke bepaling benoemen

Nut?
- zinsontleding is belangrijk voor het schrijven van belangrijke teksten (zoals een sollicitatiebrief)
- zinsontleding is handig voor het leren van een nieuwe taal

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdeelproef
- elke woordgroep die voor de persoonsvorm kan komen te staan, is een zinsdeel.

Ik heb dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan ontleden

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht (10 min.)
In je groepje:
- Eén persoon zoekt: onderwerp
- Eén persoon zoekt: persoonsvorm en lijdend voorwerp
- Eén persoon zoekt: gezegde en meewerkend voorwerp 
- Eén persoon zoekt: zinsdelen en bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de volgende zinnen over
1. De jongen had vorige week zijn zus een gitaar gegeven.
2. Morgen moet ik de keuken schoonmaken.
3. Heb jij laatst je fiets naar de fietsenmaker gebracht?
4. Zijn die boeken van jou?
5. Tim gaf een cadeau aan zijn broertje.

Slide 11 - Tekstslide

1. De jongen had vorige week zijn zus een gitaar gegeven.
pv: had
gez: had gegeven
ond: de jongen
lv: gitaar spelen
mwv: zijn zus
bwb: vorige week

Slide 12 - Tekstslide

2. Morgen moet ik de keuken schoonmaken.
pv: moet
gez: moet schoonmaken
ond: ik
lv: de keuken
mwv: x
bwb: morgen

Slide 13 - Tekstslide

3. Heb jij laatst je fiets voor hem naar de fietsenmaker gebracht?
pv: heb
gez: heb gebracht
ond: jij
lv: je fiets
mwv: voor hem
bwb: naar de fietsenmaker

Slide 14 - Tekstslide

4. Zijn die boeken van jou?

pv: zijn
gez: zijn
ond: die boeken
lv: van jou
mwv: x
bwb:  x

Slide 15 - Tekstslide

5. Tim gaf vorige week een cadeau aan zijn broertje.
pv: gaf
gez: gaf
ond: Tim
lv: een cadeau
mwv: aan zijn broertje
bwb: vorige week

Slide 16 - Tekstslide

Maken
Opdracht 5 & 6

Huiswerk!

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
Kennen
Het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp/bijwoordelijke bepaling
Kunnen
Het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp/bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 18 - Tekstslide