Schrijf in je schrift 5 dingen die je om je heen zit in enkelvoud en meervoud
Vergelijk daarna met je buren.
Hoeveel manieren heb je kunnen vinden waarop je van enkelvoud meervoud maakt? Kun je een soort logica ontdekken?
Maak nu van deze woorden verkleinwoorden ( potlood-potloodje)
daarna in het meervoud
Vergelijk nu alle meervoudswoorden van de eerste opdracht met de tweede. Wat valt je op?