Uitleg boekopdracht (+soorten argumenten) en argumenteren les 2

Welkom 4V
Nederlands - 
Deze les:
  • bekijken uiteenzettende boekopdracht
  • uitleg verschillende argumenten
  • boekentips?

  • Volgende les: argumenteren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 4V
Nederlands - 
Deze les:
  • bekijken uiteenzettende boekopdracht
  • uitleg verschillende argumenten
  • boekentips?

  • Volgende les: argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Boekopdracht 3 (2 delen)

Slide 2 - Tekstslide

Boekopdracht 3 (2 delen)
- Opdracht doorlezen

Slide 3 - Tekstslide

Boekopdracht 3 (2 delen)
- Je baseert je beoordeling op verschillende soorten argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Boekopdracht 3 (2 delen)
- Je baseert je beoordeling op verschillende soorten argumenten.
- je maakt een keuze uit:

1. Structureel argument
2. Realistisch argument
3. Stilistisch argument
4. Emotief argument
5. Moreel argument
6. Vernieuwingsargument (esthetisch argument)
7. Intentioneel argument







Slide 5 - Tekstslide

1. Structureel argument







- Dit argument heeft te maken met hoe het boek is opgebouwd. 
- Verschillende verhaalelementen.

Heeft het verhaal een duidelijke thematiek?
Komen de personages goed uit de verf?
Hangen de verschillende hoofdstukken goed met elkaar samen?
Is het perspectief in het boek juist gekozen?

Slide 6 - Tekstslide

2. Realistisch argument







Dit argument geeft het verband tussen de tekst en de werkelijkheid aan.

Een recensent zegt in een recensie bijvoorbeeld, dat een schrijver goed weergeeft hoe het verzet te werk ging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Je gaat bij dit argument dus in op het realiteitsgehalte en de geloofwaardigheid van de inhoud.

Slide 7 - Tekstslide

3. Stilistisch argument
Dit argument slaat op de manier waarop het boek geschreven is.
Je kunt hierbij letten op punten als de woordkeus, de zinsopbouw en het gebruik van beeldspraak.

Slide 8 - Tekstslide

3. Stilistisch argument
Dit argument slaat op de manier waarop het boek geschreven is.
Je kunt hierbij letten op punten als de woordkeus, de zinsopbouw en het gebruik van beeldspraak.

Een recensent kan bijvoorbeeld aangeven dat hij de stijl van een schrijver prettig vindt, omdat de personages en situaties in het boek trefzeker worden neergezet. Of hij zegt, dat hij het boek lastig vindt lezen, omdat de schrijver veel lange, ingewikkelde zinnen heeft gemaakt. Er zijn veel schrijvers die woorden of zinnen uit andere talen gebruiken. Ook hier kan je je mening over geven bij een stilistisch argument.

Slide 9 - Tekstslide


4. Emotief argument

Dit argument slaat op de gevoelens die de tekst bij jou oproept.

Kon je goed meeleven met het verhaal?
Vond je het verhaal zielig of eng?
Kon je je goed verplaatsen in de hoofdpersonen? Kon je lachen om het verhaal of moest je huilen?

Slide 10 - Tekstslide


5. Moreel argument

Dit argument heeft te maken met normen en waarden, met goed en kwaad.


Je kunt een boek bijvoorbeeld niet zo goed vinden, omdat er veel expliciete seksscènes in voorkomen. Of je hebt er moeite mee dat een hoofdpersonage abortus laat plegen, omdat ze na een onenightstand zwanger is geworden.

Slide 11 - Tekstslide



6. vernieuwingsargument (esthetisch argument)


Bij dit argument geef je niet alleen aan of je de tekst mooi of lelijk vindt, je kunt er ook een vernieuwingsargument aan koppelen. Dat argument heeft te maken met de originaliteit van een boek. 

Je kan een boek bijvoorbeeld afwijzen, omdat je de thematiek van het verhaal nogal afgezaagd vindt. Je hebt namelijk al vaker boeken gelezen die over hetzelfde onderwerp gingen.

Slide 12 - Tekstslide

7. intentioneel argument
Dit argument heeft te maken met de bedoeling van de schrijver.

Een voorbeeld hiervan is: De schrijver heeft een beeld willen geven van de Indische mensen die zich na de politionele acties in Nederland vestigden. Daarin is hij zonder twijfel uitstekend geslaagd.
Bij dit argument gaat het vaak over de diepere laag van het boek en de thema’s die de schrijver in meerdere van zijn boeken laat terugkeren. Als je dit argument wilt bespreken, moet je dus verdiept hebben in het werk van een bepaalde schrijver.

Slide 13 - Tekstslide

En nu?
Kies een leesboek!

Slide 14 - Tekstslide

En nu?
Kies een leesboek!

Een beklemmend debuut over hoe verdriet en verveling een groep jongeren kunnen laten ontsporen. Waarom kunnen mensen met dezelfde pijn elkaar niet altijd goed helpen?

Het dorp van de 17-jarige Ben wordt opgeschrikt door een reeks zelfmoorden onder de jongeren. Drie jaar eerder maakte zijn oudere zus een einde aan haar leven. De zelfmoorden blazen het smeulende verdriet van Ben opnieuw aan, en zetten hem in het middelpunt van een mysterie waarmee hij niets te maken wil hebben. Tijdens een hittegolf die de dorpsgenoten van binnenuit droogkookt, wordt Ben gedwongen om zijn gevoelens van schuld en schaamte omtrent de dood van zijn zus onder ogen te zien.
'Stenen eten’ van Koen Caris is een beklemmende roman over hoe verdriet en verveling een groep jongeren kan laten ontsporen.

Slide 15 - Tekstslide

De komende lessen...
  • gaan we in het lesboek werken aan argumenteren,
  • behandelen we lesstof die wordt getoetst in de toetsweek, zoals:
  • 1. standpunten en argumenten vinden in leesteksten
  • 2. argumentatie analyseren en uitschrijven in een argumentatiestructuur

Slide 16 - Tekstslide

De komende lessen...
  • gaan we in het lesboek werken aan argumenteren.
  • behandelen we lesstof die wordt getoetst in de toetsweek, zoals:
  • 1. standpunten en argumenten vinden in leesteksten
  • 2. argumentatie analyseren en uitschrijven in een argumentatiestructuur


Slide 17 - Tekstslide

De komende lessen...
  • gaan we in het lesboek werken aan argumenteren,
  • behandelen we lesstof die wordt getoetst in de toetsweek, zoals:
  • 1. standpunten en argumenten vinden in leesteksten
  • 2. argumentatie analyseren en uitschrijven in een argumentatiestructuur
  • 3. kijken waar het argument op gebaseerd is: argumentatieschema's


Slide 18 - Tekstslide

Bij argumentatie horen:
  • een standpunt
  • argumenten en subargumenten
    (deze kunnen feitelijk of waarderend zijn) 
  • tegenargumenten
  • weerleggingen

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1 en 2 blz. 63
  • 1 a Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nederlandse universiteiten moeten een quotum instellen voor buitenlandse studenten.
  • 1 b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik vind dat die docent slaapverwekkende/saaie lessen geeft.
  • 1 c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: In het voortgezet onderwijs moet minder getoetst worden.



Slide 20 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1 en 2 blz. 63

2a, 2b, 2c > Wissel met een klasgenoot je feitelijke en waarderende argumenten uit. 

Controleer van elkaar of het daadwerkelijke feitelijke dan wel waarderende argumenten zijn.


Slide 21 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2 blz. 63

We bespreken van opdracht 2 vraag 1-3
  • Vraag 4
    Vooral feitelijk, want de meeste zijn controleerbaar.
  • Vraag 5
    Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Wel Italiaanse strandconcerten, want in de zomer worden alle stranden in Italië druk bezocht; een concert brengt daar geen verandering in.
    Of:
    Geen Italiaanse strandconcerten, want stranden worden beschadigd door de bezoekers van het concert. Ook zijn vijftigduizend bezoekers wel heel veel mensen en waarschijnlijk meer dan er normaliter op het strand zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Lezen tekst 2 blz. 65
  • Maak opdracht 3
  • Lees daarna tekst 4 en maak opdracht 5

Slide 23 - Tekstslide

Let op:
1) deadline boekopdracht deel 1 (uiteenzetting auteur, APA) (5x)
    er staat een APA-uitleg in teams                                         vr. 31 mei

2) deadline boekopdracht deel 2 (recensie) (10x)            vr. 14 juni
3) HW: - titel/auteur nieuw leesboek doorgeven
               - opdracht 3 en 5 maken (blz. 64-67)

Slide 24 - Tekstslide