Samenvatting KC zwak astigmatisme

KC refractie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
RefractieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

KC refractie

Slide 1 - Tekstslide

3VOPT3A
Voor periode 1 houden we (voorlopige) planning.
De planning kan altijd aangepast worden.
Maandag
10.45 - 12.15
KC + binoculair zien
Donderdag 
08.30 - 10.00
Nevelen
Donderdag 
10.00 - 11.45
KC + binoculair zien

Slide 2 - Tekstslide

KC refractie
De KC refractie mag gedaan worden m.b.v. de phoropter.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld video's
Op Teams is een link geplaatst naar diverse voorbeeld video's van refractie.




                                                                                                            voorbeeld:

Slide 4 - Tekstslide

Stappen KC-refractie // zwak
                              1. Beginvisus bepalen.
                             2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus.
                             3. Instellen van het werkastigmatisme.

                            4. Bepaling globale cilinder-as richting.
                            5. Correctie cilindersterkte.
                            6. Bepaling nauwkeurige as-richting.
                            7. Controle cilindersterkte & as-richting.

                            8. Controle sferische sterkte.
                           

                            9. Rood-groenproef.

Slide 5 - Tekstslide

1. Bepaling visus
Vragen die je kunt stellen:
- Kunt u de letters in het verlichte vlak lezen?
- Kunt u de letters oplezen?
- Kunt u de letters op de 1e / 2e / 3e regel oplezen?


Noteer de beginvisus én de eindvisus altijd in het klantenbestand.
  • op je examen noteer je de begin- en eindvisus op het anamnese formulier.

wat is de beginvisus?

Slide 6 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Je begint de oogmeting altijd met een positief glas.
Welke sterkte je voorhoudt hangt af van de beginvisus.


Visus
Welke sterkte houd je voor?
< 0.2
S +2,00 / S -2,00
tussen 0.2 - 0.5
S +1,00 / S -1,00
tussen 0.6 - 0.8
S +0,50 / S -0,50
> 0.8
S +0,25 / S -0,25

Slide 7 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Vragen die je kunt stellen:
- Bij een positief glas: Wordt het met dit glas ervoor slechter of gelijk?
- Bij een negatief glas: Wordt het met dit glas ervoor beter of gelijk?


Slide 8 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Positief glas:
Bij 'beter' en 'gelijk' plaats je het glas in de pasbril.
Visusverbetering is niet noodzakelijk, het kan namelijk zijn dat de klant accommodeert.
Bij het voorhouden van een plusglas laat (gedeeltelijk) de accommodatie los: de visus blijft gelijk.


Doorgaan met positieve glazen tot het slechter wordt.

Slide 9 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Negatief glas:
Bij 'beter' geef je het glas in de pasbril.
Je controleert altijd op visusverbetering; alleen bij visusverbetering mag je het glas plaatsen.

Let op bij 'zwarter' en 'kleiner':
- het oog is aan het accommoderen. Het glas niet geven
- controleer altijd op visusverbetering.

Doorgaan met negatieve glazen tot het gelijk blijft, of slechter wordt. 
Dit glas niet geven.

Slide 10 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
De klant twijfelt:
- het voorgehouden glas is te zwak: de klant ziet geen visusverschil.
>> bijvoorbeeld: Je houdt bij visus 0.2 een S +0,50 glas voor. Deze stap is te klein.

- het voorgehouden glas hoort wel bij de visus, maar maakt weinig verschil.
>> bij een positief (+) glas, plaats je deze wél, bij een negatief glas (-) plaats je deze niet.
Bepaal hoogste glas + hoogste visus.

Slide 11 - Tekstslide

3. Instellen van het werkastigmatisme
Bij deze stap bepaal jezelf of je gaat werk vanuit:
- enkelvoudig myoop astigmatisme, óf
- zuiver gemengd astigmatisme.

Enkelvoudig myoop astigmatisme:
>> je kunt door naar stap 4.

Zuiver gemengd astigmatisme:
>> sferische 1/2 van de geschatte cilinder toevoegen.
>> rood-groenproef. 

Slide 12 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Als je hg + hv hebt bepaald en de visus is > 0.6, ga je de globale as-richting bepalen.

>> je laat de klant naar een vormneutraal optotype kijken.
  • O
  • Landolt C
  • KC-stippen

Ongeveer 60-70% van de visus.

Slide 13 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Bij de globale as bepaling ga je kijken in welke richting de cilinder ongeveer moet liggen.

Slide 14 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Je gaat de asrichting bepalen m.b.v. de KC


Stand 1: de min-as op 0
Stand 2: de min-as op 90

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 15 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Stand 3: de min-as op 45
Stand 4: de min-as op 135

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 16 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Vraagstelling:
  • "U ziet nu een aantal stippen. Ik ga met een glaasje twee verschillende mogelijkheden aanbieden. Wilt u aangeven wanneer de stippen zwarter en mooier rond zijn: bij stand 1 of 2?"


Slide 17 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Klant heeft geen voorkeur bij het bepalen van de globale as.
Wanneer een klant geen cilinder nodig heeft, ziet hij/zij geen tijdens het voorhouden van een KC, geen verschillen tussen de standen 1, 2, 3 en 4 (0, 90, 45, 135).

>> je kan direct doorgaan naar de rood-groenproef

tip: controleer voor de zekerheid nog de sferische sterkte; misschien is de accommodatie losgelaten bij het kijken naar de stippen. 


Slide 18 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
>> Plaats 2/3 van de geschatte cilindersterkte (a.d.h.v. hg + hv).
>> Minimaal C -0,50
>> Plaats de cilinder in de richting van de globale as-bepaling.

Je gaat met de KC testen of de cilindersterkte nog opgevoerd moet worden.
  • de C - as houdt je in dezelfde stand als de cilinderas.

Slide 19 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
Vraagstelling:
  • Wanneer vind u de stippen mooier rond en zwart, bij stand één of stand twee?
  • Bij welke stand vind u de stippen beter, bij stand één of twee?

Bij kleine verschillen:
  • Of ziet u weinig verschil?

Slide 20 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
Antwoorden:
  • Stand waar de C-as in de asrichting wordt gehouden = beter.
>> Je voegt C -0,50 toe.
>> Je voegt C -0,50 toe wanneer de klant maar een kleine voorkeur had.

  • Stand waar de C-as loodrecht op de asrichting wordt gehouden = beter.
>> Je voegt C +0,25 toe; je zwakt de cilinder dus af.

  • Klant ziet geen verschil.
>> De juiste cilindersterkte is bereikt; je gaat door naar de cilinder-as controle.

Slide 21 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Vraagstelling:
  • Let u op de stippen. Bij welke stand is de vorm meer rond, bij stand één of stand twee?
  • Wat vind u beter? Stand één of twee, of vind u beide standen gelijk?

De verfijning van de asrichting werkt het best als de cilinder de juiste sterkte heeft.
> de asrichting is zuiverder.

Een correctie die niet in de juiste asrichting is geplaatst, zal restastigmatisme opwekken.
> er ontstaan een KC-fout in het oog.

Begin dus altijd met het controleren van de cilindersterkte.

Slide 22 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
>> Houdt het "steeltje" van de KC in de richting van de cilinderas.
      >> op de phoropter is dit het 'wieltje'.

De kruiscilinder staat dan in beide KC-standen
onder een hoek van 45 graden t.o.v. de geplaatste
cilindercorrectie. 

Slide 23 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Antwoorden:
Stand 1 = beter; rode stip/lijn zit aan de rechterkant van de cilindersterkte.
>> je draait de C - as naar de rode stip/lijn; naar rechts.

Stand 2 = beter: rode stip/lijn zit aan de linkerkant van de cilindersterkte.
>> je draait de C -as naar de rode stip/lijn; naar links.

Geen verschil: je hebt de juiste cilinderas bereikt.

Slide 24 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Het aantal graden dat je draait is afhankelijk van de wijze waarop de klant antwoord geeft.

>> herhaal dit tot de klant geen verschil meer waarneemt tussen de twee KC-standen.
  • je hebt de juiste cilinderas bereikt.



Slide 25 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Aangezien je na het bepalen van de globale asrichting meteen de cilinder hebt gecorrigeerd, is de kans groot dat je een paar graden naast de as zit die de klant nodig heeft.
De as van de oogfoucilinder ( C+as) komt dan niet overeen met de as van de correctiecilinder (C-as).
De assen liggen dan niet in dezelfde richting waardoor een gekruiste cilinder ontstaat.
Hierdoor ontstaat een nieuwe oogfout waardoor de brandlijnen in een andere richting en op een andere plaats komen te staan.

Je kunt berekenen welke richting de brandlijnen komen te staan en welke de voorste en achterste brandlijn is.




Slide 26 - Tekstslide

7. controle cilindersterkte en as
Je controleert nu zowel de cilindersterkte als de cilinderas.
Je gaat door tot in beide richtingen geen verschil meer is.

Verandert de as: dan altijd de cilindersterkte controleren.
Verandert de cilindersterkte: dan altijd de as controleren.

>> Je neemt steeds kleinere stapjes.

Slide 27 - Tekstslide

8. Controle sferische sterkte
Je controleert of het brandpunt daadwerkelijk op het netvlies ligt.

Positief glas voorhouden: geven bij beter en gelijk.
Negatief glas voorhouden: alleen geven bij visusverbetering.

Wanneer sferisch verandert, dan controleer je opnieuw met de KC de cilindersterkte en cilinderas.

Doorgaan tot geen verschil meer aanwezig is tussen de cilindersterkte / cilinderas / sferische sterkte.

Slide 28 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
De rood-groen proef wordt gedaan als eindcontrole van de sferische sterkte.

Slide 29 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Vragen die je kunt stellen:
  • U ziet een rood en een groen vlak. In welk vlak zijn de cijfers/letters zwarter?

Slide 30 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Antwoord gelijk
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.

       >> maakt geen verschil = geven en doorgaan.
       >> S + laten zitten en daarna visus controleren op de letters.

  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.
>> maakt geen verschil = niet geven.

Slide 31 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Antwoord rood
  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = niet geven, klaar.
>> letters in groen en rood zijn gelijk = niet geven.
      terug naar de optotypen en S -0.25 voorhouden; alleen geven bij visusverbetering.

Slide 32 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Antwoord groen
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak beter = glas geven.
      visus controleren op de optotypen.

>> letters in groen en rood zijn gelijk = geven, doorgaan met S +0.25 voorhouden tot rood beter          wordt.
      visus controleren op de optotypen.

Slide 33 - Tekstslide