Oefentoets spelling

Tijd om te lezen
timer
10:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijd om te lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen met spelling
HA1F, 31 oktober 2024

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les...
  • heb je gelezen in je boek 
  • heb je alle spellingsregels voor de toets herhaald
  • weet je in hoeverre je de toetsstof beheerst

Slide 3 - Tekstslide

Begintaak (1): neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
morgen heeft joris frans duits en wiskunde op het ds pierson college

Slide 4 - Open vraag

Begintaak (2): Noteer het meervoud van deze woorden:
been, test, roos, paraplu

Slide 5 - Open vraag

Meervouden op -en en -s
Meervouden op -en
  • je zet -en achter het woord
  • soms moet je voor de uitspraak de laatste letter verdubbelen (trap --> trappen) of een klinker weghalen (potlood --> potloden)
  • soms verandert een 'f' in een 'v' (schaaf --> schaven) of een 's' in een 'z' (glas --> glazen)

Meervouden op -s
  • je zet -s achter het woord 
  • je gebruikt een apostrof bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y (radio's, pony's) en bij afkortingen (tv's) 

Slide 6 - Tekstslide

Noteer het meervoud van de woorden tussen haakjes:
Toen alle (disco) dichtgingen, reden de (taxi) af en aan door de (straat).

Slide 7 - Open vraag

Verkleinwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de verkleinwoorden van de volgende woorden:
brief, woning, mama, tong

Slide 9 - Open vraag

Hoofdletters gebruik je...
  • Aan het begin van een zin
    Het weekend is mijn favoriete moment in de week. 
  • Bij namen (van mensen, gebouwen, boeken, dingen etc.)
    Koen, meneer Janssen, ds. Piersoncollege, het Concertgebouw, Brabant
  • Bij woorden die van (aardrijkskundige) namen zijn afgeleid
    Amsterdamse, Duits, Noord-Brabants

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens
  • Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken
  • Bij gewone zinnen gebruik je een punt
    Het eerste uur begint om half negen. 
  • Na een vraag zet je een vraagteken
    Vind jij dat het eerste uur te vroeg begint?
  • Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk
    Half negen is veel te vroeg voor pubers op de middelbare school! 
  • Een komma gebruik je om delen van een zin of een opsomming uit elkaar te houden
    Ik neem een tandenborstel, tandpasta, make-up en een kam mee. 

Slide 11 - Tekstslide

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
na het eten op dinsdag gaan marianne en frans naar de sportschool

Slide 12 - Open vraag

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
in artis is een ijsbeertje geboren. dat is fantastisch

Slide 13 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Je zegt: Wat een gezellige klas! Dan zegt het bijvoeglijk naamwoord ‘gezellige’ iets over het zelfstandig naamwoord ‘klas’.
  • een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
    een mooie film, nieuwe en grote huizen
  • soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
    De film is mooi. De huizen zijn nieuw en groot.
  • vaak heeft een bijvoeglijk naamwoord een vorm zonder en een vorm met ‘e’:
    zwak → zwakke, mooi → mooie
  • van werkwoorden kun je ook bijvoeglijke naamwoorden maken. Deze schrijf je dan zo kort mogelijk:
    de vergrote afbeelding, de te maken toets. 

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is:
een zilveren oorbel, een plastic emmer

Slide 14 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
de (verbreden) weg

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
het (ijzer) bestek

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
een (leuk) idee

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
een te ... (aanschouwen) kunstwerk

Slide 18 - Open vraag

Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 19 - Tekstslide

Hij ... de gekste dingen in zijn dromen.
A
beleeft
B
beleefd
C
beleefdt

Slide 20 - Quizvraag

Een omgevallen boom ... de weg naar school.
A
verspert
B
versperd
C
versperdt

Slide 21 - Quizvraag

Hij ... met zijn baan als vakkenvuller echt helemaal niets.
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt.

Slide 22 - Quizvraag

De docent ... nooit zo goed wie er al een waarschuwing heeft gehad en wie niet.
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthout

Slide 23 - Quizvraag

... je vader vaker op spullen op marktplaats?
A
Bied
B
Biedt
C
Biet

Slide 24 - Quizvraag

Vul je juiste vorm van de werkwoorden in:
Het weer ... (worden) door het KNMI altijd op slimme wijze ... (voorspellen), waardoor ze vorig jaar op tijd ... (starten) met het nemen van maatregelen.

Slide 25 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak de zelftoets van spelling H2 en H4 via de online methode 

Slide 26 - Tekstslide

Wat ga jij nog doen ter voorbereiding van het proefwerk van maandag?

Slide 27 - Woordweb

Lesafsluiting

Slide 28 - Tekstslide