fictie par. 1,2

Doelen par. 1 en 2

Ik weet wat fictie en non-fictie is. par. 1 blz. 64
Ik weet wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. par. 1
Ik weet wat hoofdpersonen zijn. par. 2 blz. 69
Ik weet wat bijfiguren zijn. blz. 69
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen par. 1 en 2

Ik weet wat fictie en non-fictie is. par. 1 blz. 64
Ik weet wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. par. 1
Ik weet wat hoofdpersonen zijn. par. 2 blz. 69
Ik weet wat bijfiguren zijn. blz. 69

Slide 1 - Tekstslide

Wat is fictie?
als je het niet weet geef je geen antwoord.

Slide 2 - Open vraag

4

Slide 3 - Video

00:46
Welke voorbeelden van fictie kun je nu opschrijven?

Slide 4 - Open vraag

01:12
Wat is realistische fictie?

Slide 5 - Open vraag

01:40
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 6 - Open vraag

01:57
Welke voorbeelden van non-fictie kun je nu geven?

Slide 7 - Open vraag

samengevat
fictie= alles wat verzonnen is, 
Voorbeelden: leesboeken,strips, films, toneelstukken en gedichten.
non-fictie=alles wat niet verzonnen is, Voorbeelden:Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken,een handleiding.

Realistische fictie is fictie die 'net echt' is. 
Niet-realistisch fictie is fictie die niet waar kan zijn,sprookjes en fantasy zijn voorbeelden van niet-realistische verhalen.





Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
Er komen nu een paar oefeningen

Slide 9 - Tekstslide



Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 10 - Quizvraag


Zijn deze boeken fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 11 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 12 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quizvraag

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdpersonen en bijpersonen
Wat is het verschil?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Waaraan herken je een hoofdpersoon?

Slide 18 - Open vraag

hoofdpersoon
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
• wat hij of zij denkt en voelt;
• wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen,                   zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch);
• hoe hij of zij eruitziet;
• waar, hoe en met wie hij of zij woont.

Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.

Slide 19 - Tekstslide

Waaraan herken je een bijpersoon?

Slide 20 - Open vraag

Bijpersoon
Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.

Van bijpersonen weet je vaak wel het uiterlijk

Slide 21 - Tekstslide

maken
lezen alle teksten van par. 1,2,3 in je lesboek.
mk. van elk paragraaf 2 opdrachten online.
Tijd: deze les en de volgende les.
Niet af? Huiswerk

Slide 22 - Tekstslide

Doelen behaald?

Ik weet wat fictie en non-fictie is.
Ik weet wat realistische fictie en niet-realistische fictie is.
Ik weet wat hoofdpersonen zijn.
Ik weet wat bijpersonen zijn.

Slide 23 - Tekstslide

even oefenen
maak van hoofdstuk 1 paragraaf 1 (fictie)
opdracht 5,6

Slide 24 - Tekstslide