KT Meer dan lezen: tekstverbanden en signaalwoorden

Leesvaardigheid
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen
  • (10 minuten lezen)
  • Uitleg les 18 Alineaverbanden
  • En even oefenen
  • Herhalen van de signaalwoorden
  • Uitleg over de verschillende verbanden (aantekeningen maken)
  • LessonUp met een aantal vragen
  • Vragen?
  • Afronden: wat doen we volgende les en huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zie je alineaverbanden in een tekst
Lees de bovenstaande inleiding en titel.

Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er in de inleiding?
A
Er wordt een mening gegeven
B
Er wordt een oorzaak gegeven
C
Er wordt een voorbeeld gegeven
D
Er wordt verteld waarover de tekst gaat

Slide 5 - Quizvraag

Alineaverbanden
  • Om teksten beter te begrijpen verdeelt een schrijver de tekst in alinea's.
  • Iedere alinea vertelt iets over het onderwerp.
  • De alinea's onderling hebben met elkaar te maken. Er is een verband.
  • Om het verband te vinden in een tekst zoek je naar signaalwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

We gaan in deze LessonUp.
De verbanden doornemen
d.m.v. voorbeelden

Doe er je voordeel mee, want er komt een toets aan!

Slide 8 - Tekstslide

Opsomming                 1, 2, 3
Opsommingeen aantal zaken worden achter elkaar opgenoemd. De alinea’s vertellen verschillende delen van één opsomming.

Voorbeeld
  • Ten eerste vind ik Amsterdam een mooie stad en verder vind ik het een heel gezellige stad.

Signaalwoorden opsomming: ten eerste, ten tweede, en, ook, bovendien, om te beginnen, daarnaast, verder, ten slotte.

Slide 9 - Tekstslide

Doel-middel                 
Doel - middel:  Er wordt een doel genoemd en daarbij een middel waarmee dat doel bereikt kan worden. 

Voorbeeld
  • Johan wil een auto kopen, om zijn spullen te vervoeren.

Signaalwoorden opsomming: waarmee, daarmee, met het doel, met, door middel van, om, met behulp van.

Slide 10 - Tekstslide

Tijd  
Tijd: De alinea’s zijn geordend op tijd. Wat gebeurde eerst en wat daarna?

Voorbeeld
  • Eerst deed ik mijn pyjama aan en vervolgens poetste ik mijn tanden. Daarna stapte ik in bed en uiteindelijk viel ik weer in slaap. 

Signaalwoorden tijd: vroeger, later, nu, eerst, nadat, toen, terwijl, wanneer, dan, daarna, dadelijk, intussen. 

Slide 11 - Tekstslide

Oorzaak en gevolg 
Reden, oorzaak, gevolg : een oorzaak geeft aan waarom iets gebeurt. Een gevolg vertelt je wat er daarna gebeurt. 

Voorbeeld
  • De boom voor mijn huis is omgewaaid doordat het zo hard heeft gestormd.

Signaalwoorden reden, oorzaak, gevolg: omdat, want, zodat, waardoor, daardoor, daarom, aangezien.

Slide 12 - Tekstslide

 Tegenstelling
Tegenstelling: De alinea’s vertellen twee tegenovergestelde dingen.

Voorbeeld
  • In de zomer is het weer wel lekker in Nederland, maar in de winter is het vaak heel koud.

Signaalwoorden tegenstelling: enerzijds-anderzijds, toch, echter, maar, terwijl, in plaats van, daarentegen,  integendeel, in tegenstelling tot.

Slide 13 - Tekstslide

Toelichting en voorbeelden
Toelichting en voorbeelden: Alinea 2 legt uit wat in alinea 1 bedoeld wordt. Of er worden meerdere voorbeelden gegeven om toelichting te geven.

Voorbeeld van een toelichting
  • De sportdag was goed georganiseerd. Zo werd er genoeg water uitgedeeld en we hadden genoeg rustmomenten (toelichting).
 
Voorbeeld met voorbeelden
  • Ik zou graag een tweede taal leren, zoals Spaans (voorbeeld).

Signaalwoorden toelichting: dat houdt in, dat wil zeggen, met andere woorden, preciezer geformuleerd, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie.

Signaalwoorden voorbeelden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk hierbij aan, neem, dat is het geval bij.

Slide 14 - Tekstslide

De verbanden nog even op een rij
 
 1, 2, 3           Opsomming                                                                                                Toelichting en voorbeelden

                        Tijd 

                        Oorzaak en gevolg 

                        Tegenstelling

                      
                        Doel - middel


 


Slide 15 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 16 - Open vraag

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 17 - Open vraag

Welk verband hoort er bij de onderstaande signaalwoorden
Doordat, want, omdat, wegens

Slide 18 - Open vraag

Welk signaalwoord geeft een tijdsvolgorde aan?

Nadat we naar de winkel waren geweest, gingen we naar huis

Slide 19 - Open vraag

Om welk verband gaat het in de onderstaande zin?

Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Slide 20 - Open vraag

DE GROTE VERBANDEN QUIZ
Zoek de verbinding!



  • Tien minuten lezen in het leesboek.
  • We starten vandaag DE GROTE VERBANDEN QUIZ
  • We vormen teams
  • We bespreken de regels en prijs.
  • We starten het eerste deel van de quiz.


Slide 21 - Tekstslide

De ranglijst wordt voor iedere les bijgewerkt en op het bord gehangen.
Teamnaam                     Score

Slide 22 - Tekstslide

Algemene spelregels
  • Je speelt als team. Iedereen doet mee!
  • Je overlegt alleen met je team en als je slim bent in stilte.
  • Valsspelen is niet toegestaan. Logisch!
  • Verstoort jou team of een teamlid de quiz dan leveren jullie 1 punt in. Ook logisch!
  • De prijs is alleen voor het team dat eerste wordt.
  • De quizmaster heeft altijd het laatste woord. Niets nieuws!

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg over de quiz
  • De quiz neemt 3 lessen in beslag!
  • Je verdient punten d.m.v. LessonUps, puzzelopdrachten en huiswerk.
  • Alle punten uit de bovenstaande onderdelen worden bij elkaar opgeteld en bijgehouden op 1 ranglijst.
  • Zoals eerder aangegeven kun je ook punten verliezen, maar er is meer. Maak je het gegeven huiswerk niet dan betekent dat ook puntenverlies. Per niet gemaakte opdracht 2 punten.
  • Je kunt als team echter ook meer punten verzamelen door extra huiswerkopdrachten te vragen. 

Slide 24 - Tekstslide

Zijn jullie er klaar voor?

Slide 25 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 26 - Woordweb

1, 2, 3
Koppel het verband met het juiste  symbool
Tijd

Opsomming
Reden, oorzaak en gevolg
Voorwaarde
Tegenstelling

Slide 27 - Sleepvraag

De puzzelopdracht(en)
  • Per team krijgen jullie een puzzelopdracht op papier. 
  • Deze opdracht draait om snelheid. Het team dat het snelst alle goede antwoorden denkt te hebben steekt de gekleurde teamkaart omhoog.
  • Dan volgt de controle.  
  • Als alles goed is krijg je per juist antwoord een punt erbij voor het algemene scorebord.
  • Als het niet goed is, krijg je alleen te horen hoeveel er goed zijn!


Slide 28 - Tekstslide

De huiswerkopdracht
  • Ieder teamlid krijgt de opdracht.
  • Leveren jullie de opdracht allemaal in dan krijg je per goed antwoord een punt.
  • Heeft 1 teamlid het voor de volgende keer niet af of bij zich dan krijgen jullie 2 punten aftrek.

Slide 29 - Tekstslide

Les 43  Tekstverbanden 

1, 2, 3             Opsomming

                        Tijd 

                        Reden, oorzaak, gevolg 

                        Tegenstelling

                        Voorwaarde



tal signaalwoorden 
Les 44   Tekstverbanden 

           Inperking
    
           Vergelijking

           Omschrijving

Slide 30 - Tekstslide

Les 44  Inperkend
Inperking: Iets gebeurt, ondanks dat je (niet) aan de voorwaarden hebt voldaan.

Voorbeeld
  • Ondanks dat ik meer ben gaan werken, heb ik niet genoeg geld kunnen sparen voor een nieuwe laptop.

Signaalwoorden inperking: hoewel, ondanks, natuurlijk ... maar

Slide 31 - Tekstslide

Les 44  Vergelijking
Vergelijking: twee zaken worden met elkaar vergeleken. Het laat een verschil of overeenkomst zien.

Voorbeeld
  • Nederland is, net als België, onderdeel van de Benelux.


Signaalwoorden vergelijking: in vergelijking met, evenzeer, alsof, net als, alsof, evenals, zoals, vergeleken met.

Slide 32 - Tekstslide

Les 44  Omschrijving
Omschrijving: Iets wordt nogmaals uitgelegd in andere woorden. Een extra toelichting op het voorgaande.

Voorbeeld
  • Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden.


Signaalwoorden omschrijving: en als, oftewel, anders gezegd, dat wil zeggen, zo, met andere woorden.

Slide 33 - Tekstslide

Zoek het juiste signaalwoord:

...... ik niet had geleerd voor de toets, haalde ik toch een 9,6.
A
Alsof
B
Hoewel
C
Evenals
D
Oftewel

Slide 34 - Quizvraag

De vluchten naar Barcelona zijn vervallen, ........ als de vluchten naar Madrid en Tenerife.
A
Hoewel
B
anders gezegd
C
Net als
D
bijvoorbeeld

Slide 35 - Quizvraag

Yassin neemt een sabbatical (=lange vakantie) van 3 maanden.
......... hij neemt 3 maanden vrij.
A
Net als
B
ondanks
C
Anders gezegd
D
Oftewel

Slide 36 - Quizvraag

Huiswerk les 44 
Opdracht 1 t/m 8

Slide 37 - Tekstslide

Les 45  Voorbeeld
Omschrijving: geeft een voorbeeld van iets wat eerder of later genoemd wordt.

Voorbeeld
  • Ik hou van allerlei soorten fruit, bijvoorbeeld aardbeien.


Signaalwoorden omschrijving: denk aan, bijvoorbeeld, onder andere, als, een voorbeeld hiervan, zo, zoals, ter illustratie, daaruit blijkt.

Slide 38 - Tekstslide

Les 45  Verduidelijking
Omschrijving: Iets wordt nogmaals uitgelegd in andere woorden. Een extra toelichting op het voorgaande.

Voorbeeld
  • Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden.


Signaalwoorden omschrijving: en als, oftewel, anders gezegd, dat wil zeggen, zo, met andere woorden.

Slide 39 - Tekstslide

Les 45  Doel-middel
Omschrijving: Iets wordt nogmaals uitgelegd in andere woorden. Een extra toelichting op het voorgaande.

Voorbeeld
  • Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden.


Signaalwoorden omschrijving: en als, oftewel, anders gezegd, dat wil zeggen, zo, met andere woorden.

Slide 40 - Tekstslide

Les 45  Conclusie
Omschrijving: Iets wordt nogmaals uitgelegd in andere woorden. Een extra toelichting op het voorgaande.

Voorbeeld
  • Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden.


Signaalwoorden omschrijving: en als, oftewel, anders gezegd, dat wil zeggen, zo, met andere woorden.

Slide 41 - Tekstslide

Les 45  Samenvatting
Omschrijving: Iets wordt nogmaals uitgelegd in andere woorden. Een extra toelichting op het voorgaande.

Voorbeeld
  • Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden.


Signaalwoorden omschrijving: en als, oftewel, anders gezegd, dat wil zeggen, zo, met andere woorden.

Slide 42 - Tekstslide

Les 45 Verband: voorbeeld/toelichting
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld


Er zijn veel verschillende accomodaties die je kunt huren, zoals tenten, stacaravans en bungalows.

Slide 43 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een voorbeeld/toelichting aan?

Je kunt verschillende technieken gebruiken, neem bijvoorbeeld schuren, schaven of raspen.

Slide 44 - Open vraag

Welk signaalwoord geeft een voorbeeld/toelichting aan?

Je kunt verschillende technieken gebruiken, neem bijvoorbeeld schuren, schaven of raspen.

Slide 45 - Open vraag

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
opsomming
B
voorbeeld/toelichting
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde/chronologie

Slide 46 - Quizvraag

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
0psomming
B
voorbeeld/toelichting
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde/ chronologie

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide