1. Algemene sfeer
Hoe is de sfeer in de groep? Is deze positief: ondersteunend, warm, rustig, vrolijk, enthousiast,
taakgericht, tolerant? Of juist negatief: onverschillig, vijandig, onrustig, afwerend, intolerant, niet
taakgericht? Ook de wijze waarop nieuwe kinderen in de groep worden opgenomen zegt veel over
de groepssfeer.
2. Onderlinge relaties; Wie zijn populair in de groep, wie vallen buiten de groep?
3. Onderlinge communicatie; Een slechte onderlinge communicatie zal de sfeer en resultaten negatief beïnvloeden. Het kan leiden tot conflicten, misverstanden, onderlinge irritaties en verwijten, afnemend plezier e
4. Rollen in de groep
(In een groep met een positief groepsklimaat zijn er veel verschillende rollen, waardoor elk kind er een
plekje kan vinden.)
5. Samenhang in de groep
(Wanneer kinderen elkaar kennen, betrokken zijn bij elkaar, praten over 'wij', en samen aan taken
werken, is sprake van samenhang of groepscohesie)